Irene Wing Easton

Op deze pagina vind je mijn columns, blog of stukjes (het is maar hoe je het wilt noemen, toch?) én het laatste nieuws!

Volg Irene op sociale media

Irene Wing Easton

Laatste nieuws

Er was een uitgever voor mijn vorige manuscript maar helaas is Gloude Publishing over de kop gegaan...
Op dit moment werk ik aan een nieuwe roman maar heb ook plannen om twee vorige manuscripten te herschrijven.
Ik schrijf columns voor dagblad De Gelderlander (zie Gepubliceerd) en voor een bundel, daarom staan er minder columns op de home pagina.

  • In NRC 30-12-2023 stond mijn stukje 'Weerzien' bij de Oproep over persoonlijke Lichtpuntjes van 2023 (Opinie&Debat)
  • Op de pagina 'Gepubliceerd' is het verhaal te lezen wat in het literaire katern Alice stond en waarmee ik 2e prijs bij Schrijven won.
  • In november 2023 werd een brief van mij in NRC gepubliceerd.
 

Columns / Blogs / Stukjes

  • Nee jíj bedankt


    ‘Thank you for this’, zei schrijver Paolo Cognetti, afgelopen weekeinde waarin de Boekenweek ook duidelijk in Nijmegen afgetrapt werd. Het begon zaterdag met Avond vol Boeken in het volledig uitverkochte Lindenberg met een enthousiast publiek bijna alsof het om een concert van Taylor Swift ging.
    ‘Ik vond je boek/column, tekst mooi’, dat horen alle schrijvers graag. Wanneer iemand daarbij echter uitlegt waaróm, dan is dat een kers op de taart. Daarom ging ik zondag nogmaals naar Nijmegen. Dit keer toog ik naar een der boekwinkels waar Paolo Cognetti zijn nieuwste boek ‘Beneden in het dal’ signeerde. Er stond een enorme rij. Paolo Cognetti liet zijn pen dansen in het ene boek na het andere, zijn gezicht onbewogen. Hij is op een tournee, dus doet al dagen niets anders. Als schrijver hoor je nou eenmaal je boek te promoten en daar zitten ook minder leuke kanten aan maar ik kon me juist bij deze man voorstellen dat hij blij zal zijn als hij zich weer (in zijn eentje) in de Italiaanse Alpen of op andere bergen bevindt.
    ‘Ik kan niet meer in de bergen wandelen vanwege dit’, wees ik naar mijn ooglapje. ‘Maar als ik jouw boeken lees en herlees dan bén ik er.’ We keken elkaar aan. Beiden roken we op dat moment de frisse lucht, hoorden in de verte het zachte geklingel van koebellen, liepen over frisgroen gras, gingen hoger over de kale bemoste stenen gevolgd door alleen maar grijze brokstukken onder een pauwblauwe lucht en uiteindelijk een adembenemend uitzicht.
    ‘Thank you for this’, zei Paolo Cognetti.
    ‘Nee jíj bedankt’, zei ik.

  • Kauwen

    Een schrijver schrijft ook in het weekeinde. Geen idee of dat een ‘regel’ is maar persoonlijk ben ik liefst zeven dagen per week met mijn manuscript bezig, dan blijf ik ‘erin’. Natuurlijk zit ik niet de hele dag achter de computer. Juist tijdens het ophangen van de was herkauw ik zo eens wat en weet ik ineens dat een scène eruit kan of op een hele andere plek moet staan.
    Dit weekeinde logeert Kleinhond. Als oma vind ik het uiteraard een bijzonder intelligente hond. Omdat hij lichaamsbeweging nodig heeft en daarbij regelmatig een sanitaire stop moet maken kan ik al wandelende fijn puzzelen over hoe nu verder met het manuscript. Soms worden mijn gedachten abrupt verstoord door geblaf omdat de kleine professor meent een monster aan de overkant van de straat te zien, zichzelf dus angstaanjagend gaat gedragen waarbij hij vergeet dat ik ook nog aan de riem hang en me liefst als een skiër achter zich aan sleurt.
    Ik weet niet of het nog zo is maar een (flink) aantal jaren geleden, toen mijn kinderen nog op de basisschool school zaten, was men er op een gegeven moment van overtuigd dat kauwen het denken helpt. Iets met concentratie. Het was een beetje een hype geloof ik. Tijdens de Cito-toets die toen nog afgenomen werd, mochten de leerlingen kauwgom of ander snoepgoed bekauwen om zodoende tot betere resultaten te komen. Je zult maar misofonie hebben en dan in zo’n gymzaal vol gesmak zitten. Er werd wel een beetje rekening gehouden met anderen door de regel dat het snoep onverpakt en los op het tafelblad moest liggen. Geen gekraak of getik dus.
    Ik denk er weer aan want Kleinhond en ik schrijven nu sámen. Omdat de kleine professor onder mijn bureau op zijn bot ligt te kauwen, sluit ik niet uit dat dit het manuscript ten goede zal komen. Hij doet het denkwerk, ik typ. Af en toe duik ik even onder het bureau voor een werkoverleg, wat geknuffel en onzinnig gebabbel over brave hond enzo. Heel gezellig en rustgevend. Het is ten slotte weekeinde nietwaar?

  • Koning Winter


    Sneeuw en ijs, ik ben er klaar voor. Hoewel de kinderen inmiddels het huis uit zijn, maak ik nog steeds seizoentafereeltjes. Wie mijn boek ‘Moe is Moe maar voldaan’ las, weet hoe dat een jaar of vijfentwintig geleden allemaal begon. In een dorpje in de Flevopolder was niet veel te doen maar een aantal vrouwen stapten op donderdagavond over de tuinhekjes van elkaars achtertuin heen en via de keukendeur naar binnen bij A. om aan haar eettafel onze poppetjes te maken. Officieel zijn het Antroposofische poppetjes, je kunt zelfs ‘pakketjes’ voor de seizoenstafel kopen die alleen nog maar in elkaar gezet hoeven te worden. Maar ja, jullie kennen mij, Irene doet het op dr Irenes, zoals ik het wil en…kan. Scheef of anders is oké.
    Dit alles speelde in de jaren dat ik nog geen tijd had om te schrijven (want vier kleine kinderen) maar ontzettend de behoefte voelde om mezelf te uiten. Elk vrij moment pakte ik waar ik op dat moment mee bezig was, probeerde een paar steken te zetten. Zoals ik nu onder het stofzuigen nadenk over mijn manuscript dacht ik toen na over kleurtjes en thema’s. Het werd een verslaving. Mijn omgeving sponsorde mij met lapjes en andere attributen. Altijd had ik wel weer een nieuw idee wat uitgevoerd moést worden.
    Bij Koning Winter besloot ik het eens letterlijk groots aan te pakken. Hoog torent hij boven het sneeuwklokjesvrouwtje uit. De rand aan zijn jas is afkomstig van kantkloswerk van een familielid, zijn kroon is gemaakt met het restje stof van mijn trouwjurk (die mijn moeder voor me naaide!). Lang dacht ik na over de sneeuwwolk. Het werd een gefiguurzaagde en beschilderde wolk (met aan een kant een klerenhanger om hem op te hangen) waarlangs sneeuwvlokpoppetjes aan doorzichtig draad naar beneden dansen. Bij de seizoentafel plaatste ik telkens prentenboekjes over het onderwerp. ‘s Avonds als de kinderen naar bed waren veranderde ik soms iets kleins en soms het hele tafereel, zodat ze ’s ochtends verrast werden. Kleine kinderen worden groot maar sommige dingen blijven. Er pingt een appje: ‘Zeg mam, Kerst is voorbij, staat Koning Winter al?’

  • Goedemorgen

     
    Het ontwaken vanmorgen was, ja wat was het? Het voelde zoals toen Trump de verkiezingen gewonnen had. Terwijl ik het dekbed van me afsloeg bedacht ik dat ik de vlag halfstok zou hangen maar zag er ook vanaf omdat immers heel veel mensen op PVV gestemd hebben en het democratisch gegaan is. Nederland heeft het over zichzelf afgeroepen. Ik liep de trap af waar Kleinhond die deze week gezellig logeert, iets minder uitbundig kwispelde dan anders. Ja, zijn koppie stond beslist zorgelijk.
    ‘Hoe moet dat nou?’, piepte hij, ‘Mag ik hier nog wel blijven? Ik ben immers een Nizinny, een Póólse schaapshond en Wilders hoorde ik gisteravond nog zeggen dat Nederland voor de Nederlanders is.’
    ‘Mijn inschatting is dat die partij honden beter behandelt dan mensen, dus jíj zit goed’, suste ik. ‘Weet je wat, we gaan maar eens gauw een frisse neus halen, de natuur in, de verkleurende bladeren ja daar worden we wel weer zen van.’
    Eenmaal buiten lieten we de wind door onze haren wapperen, werden gepasseerd door een tractor. Kleinhond en ik gingen netjes aan de kant staan, staken onze hand respectievelijk poot op naar de boer en keken de tractor na.
    ‘Gek’, zei Kleinhond ‘Iedereen was toch zo voor de BBB?’
    ‘Zo zie je maar’, antwoordde ik ‘Partijen komen en gaan, worden groot en weer klein of andersom. Meneer Wilders moet het nu allemaal waar gaan maken. Hij is gewend om hard te blaffen, maar afreageren is iets anders dan regeren.’ Kleinhond knikte, pakte toen een stok, rende hard weg, keek nog even achterom. Door die stok in zijn bek was hij wat moeilijk te verstaan het klonk als ‘Wwr w woef grrrrrrrrrr’ maar ik begreep het toch.
    ‘Wilders wil uit het klimaatakkoord, straks is er geen stok meer over.’
    ‘Dan moet de oppositie flink in actie komen en wij moeten die oppositie steunen. Kom, dan gooi ik de stok voor jou en mag je hem halen.’
    We liepen verder, zagen in de verte de kerktoren van het dorpje Balgoy liggen. Ook daarboven pakten donkere wolken zich samen maar bloeide tegelijkertijd het koolzaad in de velden.

  • Verantwoording

    Er bestaat een tijdschrift dat ‘Vol van boeken’ heet waarin altijd verslag gedaan wordt door een schrijver die een nacht in een boekwinkel mag doorbrengen. Wat zou ik dat graag zelf meemaken.
    De dichtstbijzijnde boekwinkel bevindt zich voor mij in Nijmegen, heet Dekker vd Vegt. Ik ging er vanmorgen met Man heen omdat ik echt de nieuwe van Renée van Marissing moest aanschaffen. Ik las haar 'Onze Kinderen' (kwam op de shortlist van Libris literatuurprijs terecht!) al 4x dus ik vond dat 'Gelukkige dagen' een goede aanschaf zal zijn. Ik bedoel, sommige boeken moet je gewoon hébben. Zodat je ze kunt lezen, herlezen en regelmatig naar je boekenkast kunt kijken en denken ‘Ah ja, prachtig boek.’
    Ik zag het al snel liggen, liep ermee ook de andere tafels en kasten even langs. Bij de nieuw uitgekomen boeken lachte ‘Huiswerk’ van Marja Pruis me toe. Ik nam het op, las de achterkant en op de een of andere manier wilde het boek mij niet meer loslaten dus bleef het in mijn hand. Ik bedacht dat het natuurlijk heel nobel van mij zou zijn om ook dit boek te kopen want zoiets is immers goed voor de economie! Bovendien steun ik juist vrouwelijke schrijvers graag. Ik geef niet om eten, drank, kleding of schoonheidsproducten en reizen doe ik het liefst door het lezen van een boek waarmee ik in een andere wereld terecht kom. Ik besloot dat het een verantwoorde aankoop was. En zeg nou zelf, zó vaak kom ik ook weer niet in Nijmegen dus als je er dan bent moet je je slag slaan. Op weg naar de kassa passeerde ik de aanbiedingstafel. ‘Beautiful world, where are you, van Sally Rooney wiens ‘Normal People’ ik momenteel voor de tweede keer lees lag daar voor slechts acht Euro, ácht!!!
    Uiteindelijk voegde ik me bij Man die zich al bij de koffie-gebak-lunch-locatie had neergezet, welke zich midden in de boekwinkel bevindt. Daar zat ik dan, met de heerlijkste flat white die je je maar kunt indenken, omringd door boekenkasten, boekentafels en alles wat met boeken te maken heeft. Heerlijk! Bíjna net zo goed als een nacht in de boekwinkel.

  • Stilstaan

    Het liep allemaal heel anders dan ik had verwacht. Ik wilde terugkijken, daarom bezochten Man en ik de tentoonstelling ‘Nationaal stilstaan bij Corona’ die de komende tijd door het land reist. Ik werd immers ziek toen de Eerste Golf nog maar net begonnen was, veel is aan me voorbijgegaan. Tegelijkertijd lijkt ieder ander er allang klaar mee. Wie heeft het er nog over? Ik dacht dus dat we als enige bezoekers zouden rondlopen maar niets bleek minder waar. Met veel anderen bekeek ik de foto’s en begeleidende teksten van mensen die vertelden wat zij hadden meegemaakt. Van intensive care, (overleden) zorghelden tot demonstratie, alles komt aan bod. Ik had verwacht dat ik bij het onderwerp Long Covid een traantje zou moeten laten. Stiekem was ik na 3,5 jaar van plan er een ritueel afscheid van te maken, voortaan mijn Long Covid accepteren zoals het is, de ene periode erger dan de andere maar altijd aanwezig.
    Ineens stond ik bij de foto van een begrafenis. De begeleidende tekst gaf aan dat er dertig mensen aanwezig mochten zijn. Meteen schoot ik vol. Ik zag mezelf weer benauwd en beroerd in mijn bed hangen, de ipad in handen. Nee, een livestream van een uitvaart was nog niet bedacht. De avond voor de begrafenis van mijn schoonmoeder was ik lichtelijk flauwgevallen en in het ziekenhuis terecht gekomen waar een vriendelijke ingepakte arts me een puffer voorschreef met ‘Je hoeft je niet aan de maximum dosering te houden, als je benauwd bent dan púf je.’ Ik vroeg hem of ik de volgende dag tijdens de begrafenis alleen thuis mocht zijn. Hij dacht even na: ‘Oké, je hebt bewezen dat je alert bent, wel de telefoon bij de hand houden.’ Toen de tijd daar was hees ik mezelf overeind, stak een waxinelichtje aan, zette het op mijn nachtkastje. Op de ipad speelde ik het lijstje af van de muziek die bij de uitvaart te horen zou zijn, het ene André Rieu nummer na het andere. Daarna viel ik in slaap.
    Nu stond ik in nota bene mijn schoonmoeders woonplaats Den Bosch, met terugwerkende kracht te janken bij andermans begrafenis en ook dat voelde goéd.

  • Snel

     
    Binnen een paar maanden geboren worden en in de puberteit terecht komen dat kunnen er niet veel maar Kleinhond kreeg het voor elkaar! In acht weken je schooldiploma halen, ook dat fikste hij. Dan is er natuurlijk nog een puntje wat ik moet noemen, meneer had ook al snel een verslaving te pakken. Om geen slapende honden wakker te maken spel ik het hier maar even B…A…L.
    Zoals elke oma vind ik Kleinhond heel erg slim en vermoed ik een professor in hem. Dan trekt hij zo’n kop en weet je dat hij een lezing voorbereidt. Je hoort het hem bijna zeggen.
    ‘De oudste bal is in Egypte gevonden maar de eerste rubberen bal komt uit Meso-Amerika waar de Maya’s en Azteken ermee speelden. Nu zijn jullie natuurlijk benieuwd hoe de bal in Europa terecht kwam. Nou dat kwam door de Spaanse veroveraars die hem meebrachten. De oude Grieken hadden waarschijnlijk ook al een bal en de Romeinen zeker. De Romeinen speelden ermee op een veldje bij de badhuizen.In de negentiende eeuw werd de leren bal uitgevonden, die had trouwens wel een rubberen binnenkant. Er zijn veel soorten ballen, ik noem maar even de voetbal die bijzonder is omdat hij een ventiel heeft. De voetbal heeft tegenwoordig een vorm die heet ‘afgeknotte icosaëder’, dat is een wiskundig figuur. Dan hebben we nog de biljartbal, basketbal, pingpongbal, bowlingbal, jeux de boules bal en mijn favoriet: de tennisbal. De tennisbal stuitert doordat hij zoveel rubber in zich heeft. Ik heb ook nog een tip, als je tennisballen verzamelt dan kun je het beste met je baasje of oma gaan wandelen in de buurt van tennisbanen omdat er in de bosjes veel liggen en de spelers te lui zijn om ze op te rapen. Ik heb ook een groene spike-bal van plastic en die blijft stuiteren. Er bestaat ook zoiets als een bal-zaal, daar eh kun je fijn met de bal spelen. Er zijn ook uitdrukkingen zoals ‘Daar is geen bal aan’, persoonlijk begrijp ik die niet.’
    Hoe dan ook, vandaag is het feest want deze jongeman viert zijn 1e verjaardag!

  • Weerzien


    ‘Schaapje, schaapje heb je witte wol?’ is de eerste regel van een kinderliedje. De laatste zin vermeldt dat één zak van de wol bestemd is voor het kindje dat bibbert van de kou. Dát stemt me altijd dankbaar en hoopvol.
    Gisteren reed mijn vriendin M. (altijd een fijn weerzien) me naar de Hatertse Vennen om een wandeling te maken. Hoewel het fris was scheen de zon warm, er stonden van die haast getekende wolken in een superblauwe lucht. We gingen op een bankje zitten om de pracht te laten inzinken en natuurlijk ook om wat uit te rusten.
    ‘Ik was hier vorige week nog maar het blijft mooi’, zei M.
    ‘De laatste keer dat ik hier was, was vóór Corona.’ Vroeger (want zo noem je dat dan) liep ik naar dit gebied, wandelde daar rond en liep weer terug naar mijn huis, deed ik met een pauze erbij bijna vier uur over. Ja, dat waren andere tijden. Maar toch, nu liep ik er toch maar mooi weer! De brandende longen en andere Post-Covid/Long Covid verschijnselen zijn er nog maar het gaat wel een stuk beter, in de zin van dat ik onderliggend fitter ben. Met dank aan mijn longarts en de door haar voorgeschreven immunotherapie, met dank aan mijn Cesartherapeute die me leerde met weinig energie om te gaan, met dank aan mijn steunende omgeving en met dank aan mezelf (ja ik doe en onderga het toch allemaal maar). We liepen weer door en ineens na een bocht was het zover. Op de open plek die gedeeltelijk overdekt werd door een bladerdak waar zonnestralen zich door elke opening heen lieten glijden om op sappig gras terecht te komen, zagen we ze, de schaapskudde en de herder met zijn hond. Ook hen had ik al die tijd niet meer gezien. Lang bleven we kijken naar de rust die van de grazende schaapjes uitging, naar de hond die maar op hoefde te staan of het afgedwaalde schaap voegde zich weer bij de groep, we luisterden naar het geknabbel en naar het fluitje van de herder tot zijn hond. Het weerzien stemde me dankbaar en hoopvol.




  • Voorzichtig


    Wat in eerste instantie een goed idee leek, bleek niet zo te zijn. Muziek kwam op de tape van het cassettebandje terecht, wat je vervolgens eindeloos kon afspelen. Prachtig, geweldig totdat het ineens klonk als of je met een leeglopende fietsband over de keien hobbelde, de vervormde geluiden hortend en stotend uit je cassetterecorder klonken en je niet wist hoe snel je op ‘Stop’ moest drukken. Als het je lukte om het vastgelopen bandje uit de recorder te pulken (geduld, geduld, voorzíchtig), wanneer je de tape heel wist te houden, dan kon je daarna met een pen de boel weer opwinden. Toch bleef dat ene plekje zwak, voor je het wist liep alles weer volledig uit de hand en stond je machteloos. Vernieuwing kwam in de vorm van de CD waar soms een kras de boel verpestte. Tegenwoordig hebben we ‘gewoon Spotify’. Ja, zo gaat dat, iets wat geweldig leek is soms aan verbetering toe.
    In 1947 leek het de Verenigde Naties een goed idee om een bepaald gebied te verdelen in een Joods en een Palestijns deel. Vanaf dat moment heeft er regelmatig bloed gevloeid aan beide kanten, de boel is telkens volledig uit de hand gelopen. Het bandje liep iedere keer vast en in plaats van geduld, geduld, voorzíchtig, werd geweld door beide partijen met geweld beantwoord. Sinds een week is de situatie volledig geëscaleerd en wel zodanig dat er van oplappen waarschijnlijk niks meer komt.
    Het is tijd voor iets nieuws, iets beters waar iedereen zich goed bij voelt. Maar wat en hoe? In ieder geval niet meer mensen apart stoppen en opsluiten, dan wordt het een snelkookpan waar het deksel op den duur vanaf vliegt. In ieder geval niet meer met behulp van terrorisme waar burgers van beide groepen de dupe van zijn.
    De vertegenwoordigers van alle landen zullen moeten helpen om een oplossing te vinden. Maar wij als burgers, wat kunnen wij doen? Machteloos toekijken? Jullie vinden me vast idealistisch, maar als we nou eens allemaal met de vredesvlag, die blauwe met de witte duif, gaan zwaaien, zou dat een voorzíchtig begin kunnen zijn?


  • Van mij


    ‘Van mij van mij’, dat schijnen ze te roepen. Sommige mensen noemen het gekrijs. Ik vind het geluid wat meeuwen maken heerlijk om mee wakker te worden, het klinkt als een belofte voor weer een mooie dag.
    ‘Makkelijk gezegd’, hoor ik jullie pruttelen. ‘Die beesten hebben schijt aan ramen en jij hoeft die niet te lappen want je woont niet aan zee.’ Klopt, ik ben alleen een paar dagen in Vlissingen geweest om te genieten van Film by the Sea, het jaarlijkse film- en literatuurfestival.
    Heerlijke grote schermen, de luxe van zomaar om half tien in de ochtend een film bekijken. Tussendoor lange wandelingen over het strand waar ook de meeuwen laten weten dat het nog niet voorbij is, straks weer wegzinken in die stoelen. Bezoekers kunnen per film aangeven of ze deze superslecht, slecht, matig, neutraal, goed of zeer goed vonden. Dit jaar gaven Man en ik slechts een paar keer ‘goed’ maar meestal ‘zéér goed.’ De commerciële films kregen dan vaak ‘goed’ want ja, wel duidelijk commercieel met onnodig veel bloot (Alma & Oskar) of met Nicolas Cage (Butcher’s Crossing) die gewoon Nicolas Cage bleef.
    Een compliment voor alles maar vooral het geluid en het licht bij ‘Pot-au-feu’ die dit najaar in de bioscopen komt.
    Indrukwekkend was de themadag rond Charlotte Salomon, het Joodse meisje dat Berlijn ontvlucht en bij haar grootouders in Frankrijk gaat leven. Ze schildert als een bezetene 1300 gouaches met tekst en muziek erbij vermeld, over haar leven dat al na 26 jaar eindigt in Auschwitz. ‘Leben? Oder Theater?’ heet het werk. Film by the Sea liet ons de film ‘Charlotte’uit 1981 zien maar ook twee documentaires. Iedere film en spreker vertolkte een ander gezichtspunt over wát zich nou preciés in Charlottes leven afgespeeld heeft dat maakte dat ze deed wat ze deed (geen spoilers van mijn kant). Ze wordt wel de moeder van de graphic novel genoemd. Een ding is duidelijk, alles waar ze zo bezeten aan werkte en wat ze tegen zich aangeklemd (van mij van mij) in bewaring gaf bij haar arts, is prachtig.

  • Schaamte


    Gisteravond kwam ik zappend terecht in het programma ‘Waar doen ze het van’ op NPO1. In deze serie worden een aantal gezinnen gevolgd die laten zien waar ze hun geld aan uitgeven. Ach, dat moet iedereen toch zelf weten, dacht ik. Al gauw bleek dat er naast een miljonairsgezin ook een stel met een baby, een dreumes én geldproblemen was die hun huis willen verkopen en van de overwaarde een camper aanschaffen om daar voortaan goedkoop in te gaan leven. Waar bleef de interventie door een leuke jolige doch strenge Presentator en een ervaren Deskundige die de boel zouden aanpakken en het gezin zouden behoeden voor meer ellende? Met toenemende verbazing keek ik naar het samengestelde gezin dat negen kinderen heeft die er wel leuk uit moesten zien dus ze hadden dáchten ze, per kind honderd Euro uitgegeven aan nieuwe kleding, rugzak en schoenen, voor het komende schooljaar (want anders zouden andere kinderen aanmerkingen op hen maken en dat was zielig…) maar 1700 Euro hieraan uitgaven dus bijna het dubbele en tevens de helft van hun totale inkomen per maand.  Als je het geld hebt kun je dat doen maar het bleek dat ze schulden hadden en daarom besloten ze om een budgetcoach in te schakelen die voor de inschrijving en het intakegesprek al 395 Euro rekende. Weer kwamen er geen jolige doch strenge Presentator en ervaren Deskundige binnen fladderen.  Misschien komt hulp over een half seizoen maar ondertussen schaamde ik me dat ik naar deze mensen zat te kijken. Wegzappen lukte me niet, ik nam hen zelfs mee naar mijn bed. Vooral de kinderen spookten door mijn hoofd. Het jongetje wiens rijke vader zei ’Wil jij later ook zo’n mooie auto?’ De kleintjes die in een camper moeten spelen en de kinderen met nieuwe kleren die vandaag op school horen ‘Jemig die ouders van jou, wie gaat er nu voor zoveel geld kleren kopen als je het niet hebt en dan ook nog eens een dure budgetcoach inhuren in plaats van bij de gemeente naar het loketje gratis schuldsanering te gaan.’ Waarom zijn op zijn minst de gezichten van alle betrokken kinderen niet geblurd?

  • Avontuur


    ‘Ik zie ze!’, zo werd op Schiphol een bijzondere tijd ingeluid. Als je elkaar tien jaar niet gezien hebt is de omhelzing extra stevig. Wanneer je met Australiërs door Nederland reist, zie je je land met andere ogen.
    Belangrijk detail, onze eerste gezamenlijke avonturen hadden we in de zandbak van de kleuterschool van de strenge juf Barneveld waarin we speelden dat het een zwembad was. Daarna verhuisden we beiden kort na elkaar, de een verder weg dan de ander. Als tegenvoeters zagen we elkaar slechts een paar keer, vanaf een gegeven moment met ons beider echtgenoten.
    Dit keer gingen we in de provincie Zeeland op avontuur. We streken in het sfeervolle Middelburg neer in een appartement in het centrum. De tweede slaapkamer bleek een hokje in de nok van het dak te zijn, alleen bereikbaar via een ladder. Het bed voor Man en mij was een matras op de vloer in dus die nok, een deur ontbrak… Je kon vanaf de smalle ladder alleen op handen en voeten op het matras kruipen, het was sowieso onmogelijk om daar ergens te staan. Als je lag moest je je voeten tussen twee balkjes van het schuine dak steken anders paste het niet. Gelukkig was er geen hittegolf want nu was het al warm en benauwd, niet in de laatste plaats omdat het gros van de aanwezige ramen niet open kon.
    We trokken er dus elke dag maar flink op uit. Naar Gent in België maar ook naar het pittoreske Veere.  We bekeken de film ‘De Schelde’ en daarna Breskens en Vlissingen waar gefilmd is en waar de oorlogsmonumenten indrukwekkend zijn. Ook de Deltawerken (Neeltje Jans) konden niet ontbreken. Elke dag weer kwamen we terug op ons uitgangspunt in Middelburg.
    Vlakbij ons appartement bevond zich een pop up winkeltje 'Groene Juffen’ twee juffen die naast hun werk op de basisschool planten en vintage verkopen. Ze waren pas vier dagen open maar hun enthousiasme werkte aanstekelijk, ik kocht er een theepotvogelhuisje waar je ook een plantje in kunt zetten. Zo was de cirkel rond, van avonturen in de zandbak van juffrouw Barneveld naar het winkeltje van de Groene Juffen.

  • Weten


    Cijfertjes, tabellen en grafieken zijn niet altijd zo mijn ding. Ik ben meer van de lettertjes. Toch kunnen cijfers veel verduidelijken. Het fijne van eind augustus is dat er veel minder smog is (wisten jullie dat Nederland de meeste smog heeft van heel Europa?) en er weinig pollen meer zijn. Ik zie het in de app die ik daarvoor heb en ik voel het ook want mijn long-covid- longen branden weer minder, ik heb meer lucht. Het fijnste is dat ik naar buiten mag, iets waar ik flink gebruik van maak.
    Favoriet moment blijft de vroege ochtend (minste smog) en als ik daar zo wandel tussen weilanden, appelboomgaarden en langs het stuk bos, dan valt me het licht op. Ik sta er een tijdje naar te kijken voordat ik door datzelfde licht heen loop. Vaak maak ik eerst een foto. Ik maakte dus dezelfde foto’s al meerdere keren omdat ik het moment innig wil vasthouden, bewaren in mijn mobiel om in tijden van binnenzitten naar te staren. Deze zomer was de 4e dat ik noodgedwongen vooral binnen was en ook al kon ik (met dank aan de immunotherapie die ik nog steeds doorzwoeg) een halve kleurcode (licht oranje) meer aan, ik vond het lastiger dan de vorige voorjaren en zomers. In 2020 dacht ik nog ‘Ach voor een keer moet dit kunnen, volgend jaar is alles anders.’ Inmiddels wist ik beter, dat maakte me wel eens somber, elk jaar iets meer. Ik voel me dan gekooid ook al is het mijn motto om van elke situatie het beste te maken. Ik schoot de afgelopen maanden ook echt enorm op met mijn manuscript, wat zeker iets is om verheugd over te zijn… Maar toch.
    Het gekke is dat zodra ik weer naar buiten kan, ik de voorafgaande maanden weer opzijschuif en vergeet.
    Volgend jaar zal ik de somberte niet laten toeslaan, hoeft ook niet want er is namelijk nieuwe hoop. Uit onderzoek is gebleken dat het coronavirus nog lang de energieproductie in organen aantast. Meten is weten. Nu men dit weet, kan men gerichter op zoek naar medicatie. Cijfertjes zijn zo gek nog niet.

  • Nachtelijk avontuur


    Het doet me denken aan toen iedereen naar Neil Armstrong keek die om 3.56 uur als eerste mens voet op de maan zette. Het was 1969, midden in de nacht en ik was vijf jaar. Mijn oudere zussen mochten wél uit bed gehaald worden om dit historische moment mee te maken maar ik moest blijven slapen. De volgende dag hing ik jaloers aan de lippen van mijn zussen. Telkens opnieuw liet ik het hen vertellen. Nee, niet over hoe dat met die man op de maan ging maar de beschuít die ze midden in de nacht mochten eten!
    Aanstaande zondag is er weer een mooi nachtelijk avontuur te verwachten want het
    gaat goed met het damesvoetbal, de Leeuwinnen zijn allesbehalve traag. Iedereen die ik erover spreek heeft tot nu toe met genoegen gekeken, vaak valt daarbij het ‘en ze stellen zich niet zo aan als de mannen die telkens kermend gaan liggen.’
    De marketeers zijn wél traag. Blijkbaar hadden ze niet verwacht dat de Oranjevrouwen kunnen voetballen want ik zie nog geen leuke reclames, stickerverzamelingen en dergelijke voorbijkomen. In de straat is nog geen oranje slinger te zien. Dat is sowieso iets wat me telkens weer verbaast. Waarom hangen ‘we’ alleen slingers op als ‘we’ bezig zijn met een EK of WK mánnenvoetbal? Dus nooit met hockey of schaatsen? En al helemaal niet met vrouwenvoétbal? Hetzelfde geldt voor tompouces, wél als de mannen voetballen, niet bij schaatsen, wielrennen, Max Verstappen en zelfs niet bij vrouwenvoetbal.
    Ik vraag me af of ik ergens een klacht kan indienen of een Kort Geding kan  aanspannen want dit is toch niet eerlijk? Ja, laten we maar gewoon het woord discriminatie gebruiken. Ongelijkheid tussen mannen en vrouwen niet alleen in salaris maar ook nog steeds in aandacht voor voetbal. Het is 2023 mensen!
    Oké, die slingers hoeven van mij niet persé maar er is een ding wat me danig dwars zit en niet alleen vanwege mijn jeugdtrauma. Als ik in de nacht van zondag op maandag om 4 uur achter de televisie zit dan moet daar toch een oranje tompouce bij? Kan de HEMA daar alsje-alsjebliéft voor zorgen?

  • Afluisteren


    Soms is het ook gewoon goed in de trein. Op die dagen dat hij op schema rijdt, wanneer je kunt zítten en dat je dan terwijl je over de rails dendert ook nog eens wat mooie gesprekken opvangt.
    Of ik afluister? Jazeker! En nee, daar zit ik totaal niet mee. Wie zo hard praat dat ik het kan horen, die beluister ik. Als mensen zachtjes murmelen zodat ik ongestoord kan lezen of sudderend uit het raam staren dan doe ik dat, anders heb ik mijn oren wagenwijd open. Ik kan het iedereen aanbevelen, je doet beslist inzichten op.
    ‘Oma, ‘Werk aan het spoor’ klinkt als een opdracht, dat wíj dat moeten doen!’ Verrek dat is zo.
    ‘Oma, als je erop kauwt dan is het alsof er allemaal knettertjes in je oor zitten.’ Gevolgd door Oma die ‘Dan kies ik een oranje’ dit gaat proberen en juicht dat ze ook knettertjes heeft. Ook ik voel me weer even kind.
    Bij een vierzits-gedeelte schuin tegenover me staat een jonge vrouw op.
       ‘Dág’, zegt ze tegen de moeder met middelbare -scholier -dochter tegenover haar die gedag terug knikken. De jonge vrouw blijft nog even staan. ‘Trouwens, je hebt een mooie outfit aan’, zegt ze dan en loopt het gangpad uit. Het meisje glundert en ook in mij begint de zon te schijnen. Laten we elkaar vaker complimenten geven.
    Na een overstap is het ineens druk. Ik sta naast de deur die zich bij deze sprinter in de coupe bevindt. Tegenover mij leunt de conducteur die bij elke stop even uitstapt, vervolgens met zijn fluitje en gebaren een gesprek met de machinist voert. In de coupé staat een vogelkooi waaruit gekwetter opstijgt. Geen idee wat er gezegd wordt maar het klinkt vrolijk.
    Mijn neus kriebelt steeds meer, ontlaadt zich in een niesbui.
    ‘Gezondheid’, zegt de conducteur en herhaalt het nog maar eens.
    ‘Danku, het zijn de vogeltjes’, lach ik.
    ‘Oh jee, moet je nog ver?’
    ‘Het geeft niet, ik ben er bijna.’ Ik ben me ervan bewust dat ik nu het onderwerp van afluisteren ben.


  • Mens


    Het zal duidelijk zijn, ik blijf zoveel mogelijk binnen. Het is nu dag en nacht pollenalarm én er is daarbij veel smog. Niks voor mijn door corona (Eerste Golf) aangetaste imuunsysteem en longen die heftig reageren.
    Huisarrest, voor het 4e voorjaar/zomerseizoen. Natuurlijk red ik me wel, ik pas me aan maar toch…Daarom mag ik heel af en toe (in overleg met arts!) ophogen met de medicatie en er even uit.
    Anderhalve week geleden deed ik dat. Ik was, ja echt, in Amsterdam, zat gewoon buiten op een bankje aan het IJ, keek naar de bootjes, het kabbelende water. Ik voelde de zon prikken, de wind door mijn haar en over mijn huid, ik rook ‘buiten’(en een jointje van iemand achter me), dit alles in goed gezelschap. Bovendien voelde ik me op dat moment, door de aangepaste medicatie ook nog eens behoorlijk fit. Ik treinde naar huis terug, was net als al die andere reizigers, mens.
    Toch zal ik het niet gauw weer doen.
    ‘Huh? Jij bent gek’, hoor ik jullie roepen. ‘Of kwam het door je hersenstam-aanval?’
    Mijn hersenstam (Niet Aangeboren Hersenletsel) moest inderdaad al die prikkels verwerken, reageerde op het uitje (pijn viel te verwachten, ben ik gewend) en herstelde zich ook weer keurig. Dit hoort al zo lang bij mijn leven, ken ik wel. Nee, dat was het niet. Het zat hem, denk ik, in het contrást.
    Zodra ik na mijn uitje weer opgehokt was, zwol een orkaan van woede op, ik werd voor mijn omgeving niet te genieten. Vervolgens liep ik rond met een grauwe wolk om me heen. Het kostte me dagen en heel veel moeite om mijn stemming weer op te hijsen. Het goede nieuws is dat dit gelukt is. Gewoon weer terug naar lichtpunten pakken, kijken naar wat wél kan. En… Uitstapjes per brein maken met een mooi televisieprogramma, podcast, een boek. Door het schrijven aan mijn manuscript ben ik ook ergens anders, beleef met mijn personages van alles. Iets maken, wat dan ook, geeft sowieso een fijn gevoel. Verder helpt het om veel naar buiten te kíjken, met een kop koffie erbij en natuurlijk (heel belangrijk) elke dag een ijsje!


  • Wat te doen


    Boven op de overloop, op weg naar mijn bed, leek het wel of ik voor het eerst ging schaatsen. Mijn voeten probeerden nog wat, krabbelden in de lucht, daar lag ik al op mijn rug en voelde nattigheid. Terwijl ik overeind kwam overschouwde ik de waterlinie. Net nu Man elders was. Ik sopte door het sop naar ‘Het Hok’ waar verwarmingsketel, wasmachine en een heleboel zooi zich bevinden. (Lezers van mijn boek ‘Moe is Moe maar voldaan’ kennen Het Hok al uit het beroemde verhaal over het schoenenrek).
    Alsof er een was in mijn hoofd draaide, zoveel gedachten tolden rond het thema: ‘Wat nu het éérst te doen?’ Eerlijkheidshalve moet ik bekennen dat ik minutenlang niets anders deed dan ‘Shit, shít’ en nog wat heftiger termen roepen. Ik gooide vervolgens her en der handdoeken neer, zag dat het wasprogramma pas op tweederde stond, vroeg me af of ik het kon onderbreken, besloot dat ik moest dweilen, begon daarmee en zette toen toch ook maar de knop op stop. De gevreesde waterval bleef uit.
    Dweilen, wringen, ondertussen spullen in kamers van kinderen deponerend (die uit huis zijn, maar dat is weer een ánder boek), verlangend naar slaap. Ik vond mezelf érg zielig. In een helder moment trok ik het zeil omhoog, daaronder donkernat beton. Ik denderde naar beneden, de huiskamer in en…  ja daar had het geregend. De gloednieuwe turbo luchtzuiveraar klotste, in de hondenmand dobberden speeltjes. Was het water net bij de boekenkasten gestopt of…? Er zat niets anders op. Eerst de boeken uit de kasten op een droge plek stapelen, toen de kasten naar voren schuiven. Ik vergat dat op eentje nog een opzetstuk zat, dat viel en schampte mijn voorhoofd. De komende dagen zal men denken dat ik slachtoffer van ánder huiselijk geweld ben.
    Later, in bed, verschenen beelden van oude vrouwtjes die door het water worden gedragen en van vissen happend naar adem omdat de stuwdam kapot gemaakt is. Mijn waterprobleem werd veroorzaakt door een afvoerslang die uit de buis gefloept was, de inboedelverzekering dekt de schade. Konden de problemen in Oekraïne ook maar zo makkelijk opgelost worden.


  • Stukje stof


    ‘Wim had alleen maar een mini vlaggetje op zijn jasje gespeld, dat was al reden om hem dood te schieten.’ Ja, er zijn nog steeds mensen die de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt en verhalen vertellen. Je ziet het voor je, hoe Wim daar bewegingsloos op straat ligt, het speldje van zijn revers gerukt. Zulke dingen gebeurden aan het begin van de oorlog, men liet dit soort vlagvertoon natuurlijk al gauw uit het hoofd. Het was ook verbóden om de Nederlandse vlag in huis te hebben. Het ging om een relatief klein stukje stof maar wat een waarde vertegenwoordigde het en oh wat werden er veel vlaggen verstopt in ons land. Onder de planken van de vloer (bij de radio), achter schotten en ga zo maar door. Werd hij gevonden, dan werd je gevangengenomen of gedood. Ja, zo ging dat.
    Gelukkig kwam het moment dat de oorlog echt voorbij was, dat overal vandaan die vlaggen tevoorschijn kwamen en trots uitgehangen werden. De wind liet het rood wit blauw dansen, net als de mensen in de straten dat deden. Telkens keken ze omhoog. Daar wappert hij. Onze Driekleur, onze trots, ons symbool van vrijheid, van weer gewoon Nederland te kunnen zijn.
    Onder leiding van Caroline van de BBB ging de vlag op zijn kop. Moest kunnen, het was een oud symbool van verzet, we moesten daarover niet zo zeuren. We leven in een vrij land dus kón het ook. Diezelfde Caroline meent nu dat het bezoek van Zelensky op 4 mei aan ons land, op Dodenherdenking, een kwalijke zaak is. Alsof Zelensky niet weet wat er in de Tweede Wereldoorlog gebeurd is, alsof hij er al niet eerder respect voor toonde. Zelensky is wat mij betreft zeer welkom, júist vandaag. We herdenken oorlogsdoden en proberen uit alle macht een Derde Wereldoorlog te voorkomen. We proberen uit alle macht een Europees land wat ingepikt is te helpen en te voorkomen dat de bezetter van Oekraïne nog verder gaat met landjepik. Wij willen onze Nederlandse vlag namelijk niet weer kwijtraken en laten we hopen dat in Oekraïne het blauw-geel weer snel overal getoond mag worden, ook op een jasje.




  • Stilte


    Ondanks dat het ruim na de avondspits was, bleek de trein bomvol. Gelukkig wist ik een plaatsje te bemachtigen, in de Stilte coupé. Ik zette mijn FFP2 mondkapje op (momenteel geven de rioolwatercijfers een hoge coronagolf aan, de media schrijven er niet over dus niemand weet het, niemand test of blijft nog thuis en ik ben kwetsbaar u weet wel) maar daarna pakte ik dan ook meteen mijn boek ‘Vrouw en Vrijheid’ (door Jolande Withuis). Terwijl ik las over feminisme waar nog veel aan schort, hoorde ik aan de overkant van het gangpad ‘pssscht pssscht’. Een man, pakweg vijfendertig, spuitbus in de hand, besproeide zijn oksels ruimhartig. Ik was blij met mijn mondkapje want anders had ík de stilte nog harder doorboord met veel uche-uche-uches.
    Dat geluid maakte de man trouwens niet lang daarna zélf. Terwijl hij naar zijn laptop tuurde hoestte hij uitgebreid (in zijn hand…). Ik drukte het ijzertje van mijn mondkapje nog maar eens aan. Niet lang daarna drong gesnuif tot me door. Ik keek op, ja hoor, de jonge vrouw tegenover me snufte erop los terwijl de trein door het inmiddels donkere landschap denderde. Ze was duidelijk snotverkouden, zelfs haar ogen stonden waterig. Af en toe haalde ze haar mobieltje uit de zak, keek en typte vervolgens driftig. Ik kon niet anders dan regelmatig naar haar kijken en daardoor zag ik het, dat haar ogen duidelijk natter werden, haar hoofd roder. Er was hier iemand heel verdrietig.
    Moest ik het negeren, net als alle reizigers naar mijn bezigheden staren of naar de maan turen? Ik boog me voorover, legde mijn hand voorzichtig op haar knie. Ze keek op.
    ‘Gaat het een beetje?’ zei ik zachtjes (want stiltecoupé).
    ‘Ja…’, fluisterde ze. Onze ogen haakten in elkaar. Die van haar seinden ‘Ik barst zowat uit elkaar van ellende.’ Die van mij antwoordden (althans ik hoop dat ik dat uitstraalde) ‘Ik heb diep diep medelijden met je.’ Ik wreef even over haar knie. Daarna raasden we verder door de avond, ieder verdiept en toch ook niet, in onze bezigheden. Zou haar partner het uitgemaakt hebben? Voor de zekerheid hield ik mijn boek extra rechtop. Vrouw en Vrijheid.


  • Stemstress


    Een beetje nerveus arriveerde ik bij het stembureau. Ik had alles bij me: leesbril, drie stembiljetten, twee volmachten en twee kopieën van paspoorten. Ik had uit mijn hoofd geleerd voor wie ik op wat moest stemmen, zowel voor de Provincie als voor de Waterschappen. Voor ik wegging had ik nog gerepeteerd, dus dat zou goed komen. Maar die kopieën van de paspoorten, daar maakte ik me zorgen om. Ze waren wat gestreept uit de printer komen rollen. Dat kon ik de printer niet kwalijk nemen, immers de hoeveelheid manuscripten die dit apparaat voor mij al voor de diverse uitgeverijen heeft moeten uitspuwen, dat is niet niks daar zou iedereen gestreept van worden. Maar toch. Wat als de mensen die achter de tafel zitten te controleren mij als fraudeur zouden bestempelen?
    Ik besloot een zo betrouwbaar mogelijk gezicht op te zetten, rust en kalmte uit te stralen. Met die instelling stapte ik over de drempel van de vrij lege gymzaal en overhandigde een ernstige meneer met grijs haar mijn stapeltje papieren. Hij zette er zijn leesbril voor op, naast hem gingen twee vrouwen in starthouding zitten. Ik probeerde rustig in- en uit te ademen. Terwijl de meneer tuurde, keek de jongste van de twee vrouwen  me aan.
    ‘Ah Irene’, zei ze.  Ze keek olijk terwijl ik in een kramp schoot over de vraag wie zij in vredesnaam was. Ik tuurde naar haar kapsel, haar bril maar nee er ging geen belletje rinkelen. Iemand van Vluchtelingenwerk? Een docent van een van de scholen van de kinderen? Ik probeerde me de vrouw met korter of langer of ander kleur haar voor te stellen maar ook dat bood geen solaas. Wat gênant. Ik voelde mijn wangen opwarmen. Ik was er nu aan alle kanten gloeiend bij. Misschien moest ik maar gewoon eerlijk zijn. Tegen de turende meneer zei ik: ’Sorry, de printer wilde niet.’ Tegen de dame: ‘Eh… waarvan kennen wij eh elkaar?’
    De meneer antwoordde: ‘Oh dat geeft niet, als de tekst maar leesbaar is en dat is het geval.’
    De dame antwoordde: ‘We kennen elkaar niet maar ik heb je boek gelezen.’



  • Kleur-gezeur


    Het leek soms wel ganzenbord met ‘Terug naar Start’ en ‘Een beurt overslaan’, maar nu kijkt Longarts blij.
    ‘Je hebt het instel-plafond bereikt!’ Wekelijks moest er overlegd worden of ik de beide spuiten (immunotherapie) wel mocht, gezien de reactie die ik erop kreeg. Ik heb er dan ook maanden langer over gedaan dan gepland maar voor het eerst in de bijna 3 (!) jaar Long Covid ben ik dan een klein stapje dichterbij hopelijk minder klachten. En… niet onbelangrijk, ik mag voor het vervolg naar de huisarts, wat me een hoop gedoe met o.a. stakende bussen scheelt.
    ‘Na een jaar kun je iets van verbetering merken maar het echte resultaat pas na 3-5 jaar’, herhaalt Longarts nog maar eens. ‘Maar ik zie in bijna elk verslag staan dat je heel erg gemotiveerd bent.’ Ja, logisch, ik hoop dat ik na 3 zomers binnenzitten toch tenminste iets vaker naar buiten zal kunnen.
    Dan vertel ik hem over mijn huidige klachten. Al weken merk ik dat als ik buiten ben geweest, ik enorm brandende longen krijg, benauwder ben, idioot veel keelpijn en een dikke keel krijg. Het ergste is dat ik weer slecht onthouden kan en weer verkeerde woorden zeg en dat begon dus al in januari.
    ‘Dat is de hyperreactie, als gevolg van corona die je immuunsysteem aantastte , reageer je over de top op de voorjaarspollen. Daar hebben we nog geen spuiten tegen. Houd pollenradar in de gaten en blijf binnen, echt je moet jezelf dit niet aan willen doen.’
    Zuchtend open ik pollennieuws en ja hoor, al om een uur of elf tot diep in de avond kleurt Nederland donkeroranje = redelijk veel pollen= te veel voor mij. Ik ben gemotiveerd maar niet altijd. Wat denkt Irene namelijk nogal eens?  ‘Ach dat kleur-gezeur, het valt vast wel mee, ik probéér het gewoon nog eens.’ Dom, dom, dom. Er zit niets anders op dan me aan te passen. Er staan in huis drie luchtzuiveraars, mijn wandeling doe ik heel vroeg of in de regen. Het voorjaar gaat heus voorbij, de zomer ook en ik verheug me op de herfst.


  • Huilebalk


    Met een hoofd vol gedachten loop ik een stukje langs het meer in mijn woonplaats. Hoewel de takken van de bomen nog kaal zijn, lijkt het licht op lente. De zon kriebelt mijn neus, vogelfluit fladdert mijn oor binnen. Het water glanst en danst maar mijn voeten sloffen uit de maat. Een zucht verlaat mijn longen, ik veeg mijn ooghoeken. Hoe kan het dat in de verte auto’s rijden, hoe kan het dat in de lucht boven me een vliegtuig een witte streep trekt.
    De aarde beefde maar de wereld draait door.
    Ook ik vervolg mijn weg, wat kan een mens anders doen en toch verbaast het me dát ik het doe. Ik verheug me zelfs op het weerzien met mijn favoriete knotwilg die langs het water staat, nog een knotwilg of tien, dan zal ik hem zien. Dit keer zal ik er eens een foto van maken. Deze boom heeft een gezicht met een lachende mond, knoest-ogen, een stompneusje en takkenhaar. Ik moet er altijd om glimlachen als ik mijn boommaatje – hee daar ben je weer- passeer.
    Ik denk aan mijn Syrische taalmaatjes die allang vrienden zijn geworden en des te meer doet hun verdriet mij zeer. Hun zorgen om familie in Afrin, het oorlogsgebied waar hulp niet kan komen of tegengehouden wordt omdat de oorspronkelijke inwoners niet als mens worden gezien. Er schuift een wolk voor de zon, de lucht wordt grauw, het water donker. Nog maar even, een knotwilg of zeven. Mijn hand gaat al in mijn jaszak, ik diep mijn mobieltje op.
    Ook nu blijkt het leven een hobbel te nemen. Daar ligt mijn boomvriend, een reus langs het water. Zijn takkenhaar niet meer dan een bos stokken. Waar eens de lach zat, is nu slechts een kreukel in de bast. Voor het eerst kan ik zijn wiebeltenen zien. Horizontaal is Knot een balk waarop een wandelaar kan uitrusten. Straks zal deze huilebalk door een jankende zaag in stukken gedeeld worden en afgevoerd worden als haardhout.  
    Wat gebeurt er met de mensen in Afrin, verstijfd als een boom in de kou. Wie verwarmt hen? Waar kunnen zij heen?

  • Op pad


    Onder mijn voeten kraakt het zachtjes als ik, muts op en handschoenen aan, het pad betreed. Naast mij lijkt het wel alsof het hek als het randje van een cocktailglas met witte suiker bestrooid is. Wanneer rijp de blaadjes omhult, de wereld letterlijk ingepakt is, geen kant uit kan, vind ik het tijd om ook zelf te verstillen. Bij elke stap die ik zet, laat ik een groter stuk van het pad achter me liggen, denk na en her-voel alles was er afgelopen jaar in mijn persoonlijk leven gebeurde. De koude lucht prikkelt mijn neus die waterig wordt net als mijn ogen wanneer 2022 me passeert. Ik ben eraan toe om dit jaar achter me te laten, wat gebeurde is gebeurd, daar doe je niets meer aan. Het leven is niet alleen maar makkelijk. Dat geldt voor iedereen, al denk ik soms dat het bij anderen niet zo is. Maar niet alles is wat het lijkt en bij sommige mensen is de kwetsuur zelfs zodanig dat hun leven geamputeerd is waarbij de kou in de stomp bijt.  Ik denk aan de ouders wiens kind overleed en die een winterslaap wensen om pas ver na de feestdagen wakker te worden. Het pad maakt een flauwe bocht. Een merel met een bes in zijn snavel vliegt langs, iemand roept zijn hond. Wat zal er zich achter de volgende bocht bevinden?
    Op mijn weg naar 2023 zal ik eerst Kerstmis nog treffen. Het deuntje ‘vrede op aarde’ nestelt zich in mijn hoofd. Vorig jaar om deze tijd leefden we nog in de illusie dat zo’n oorlog zich binnen Europa nooit meer zou voltrekken. Nu weten we dat alles, zowel slecht als goed, kan gebeuren. In de verte zie ik een huis en achter het raam een kerstboom met brandende lampjes. Lichtpuntjes! Ik verstevig mijn tred. Lichtpuntjes, die moet je altijd pakken!

    Ik wens jullie waardevolle Kerstdagen op welke manier dan ook, ik wens wie dat nodig heeft veel sterkte toe juíst op deze dagen maar ook op alle andere dagen. Ik hoop dat iedereen er wat van weet te maken en wens jullie een zo gelukkig mogelijk 2023.

  • Geheugen


    ‘Mam, je mag voorlopig niét naar de Hema’, dat zei mijn dochter enige weken geleden. Telkens als ik iets uit deze winkel nodig had, meldde ze zich meteen als vrijwilliger om het te gaan halen. Natuurlijk voorvoelde ik al dat het om Sinterklaas zou gaan, dat ze bang was dat ik iets heel leuks in de winkel zou spotten en meteen voor mezelf aanschaffen. Toen ik mijn Takkie -Met- Kerstmuts-Mok uitpakte, wist ik dat ze gelijk had. Die is gewoon té leuk!
    Daags na Sinterklaas spoedde ik me naar de Hema om nog meer Takkie-igs aan te schaffen alvast voor mijn vriendin uit Australië. Dat is een hele goed reden vind ik. We kennen elkaar van de kleuterschool en ondanks dat ze kort daarna naar het buitenland verhuisde, is ze nog helemaal into Jip en Janneke en dan vooral Takkie. De beker was al uitverkocht (Poes Siepie is nog wel voorradig) maar gelukkig was er nog genoeg ander Takkie-materiaal. Wat is dat toch met deze hond? Waarom raakt hij ons zo en etst zich in ons geheugen? Ik kan maar op een woord komen: aandoenlijk.
    De verhaaltjes van Annie M.G. Schmidt in combinatie met de tekeningen van Fiep Westendorp zijn en blijven. Als ik een Takkie zie dan denk ik aan mijn ouders die zittend op de rand van mijn bed voorlazen maar ook een hele middag die keer nadat ik met mijn blote voet op een wesp gestapt was. Zelf, had ik altijd een deeltje in mijn handtas zitten als ik met een kind naar een arts moest, ideaal om wachttijd en spanning mee te doden.
    Nu is er dan nóg iets leuks, Takkie is in de reclame. Nee, niet goedkoper geworden maar op tv in een commercial. Normaal gesproken ga ik bij het reclameblok even plassen, de afwasmachine inruimen of de NOS-app lezen maar bij déze reclame niet. Ik nomineer hem nu alvast graag voor De Gouden Loeki. Er zit een verhaal in over een verloren Takkie, de angst van iedere ouder en kind. En dan die laatste quote ‘We mogen weer knuffels geven’ dubbele betekenis, geweldig.

    p.s. Ik ben geen influencer hoor.


  • In het ijzer


    In de wachtkamer zit ik tegenover een muur met daarop levensgroot een foto van een duin, daarboven een meeuw die in de zomersblauwe lucht vliegt. Als je ernaar kijkt is het net of je meer zuurstof binnenkrijgt.
    Over het algemeen is Corona iets geworden waar we al niet meer van schrikken.
    Ik kom wekelijks in het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis op de pas verbouwde longafdeling waar ik telkens twee injecties haal (in elke arm een). Ik heb immunotherapie nodig om een van de gevolgen van Corona uit de Eérste Golf (je weet wel, toen we nog geen mondkapjes droegen, de ziekenhuizen uitpuilden en een vaccin nog ontwikkeld moest worden) te bestrijden. In principe wordt elke week de hoeveelheid die ingespoten wordt verdubbeld. Omdat ik soms heftig reageer, moet ik vaak langer blijven en wordt er op mij gelet. In de dagen erna heb ik meer last van al mijn Post Covid Klachten. Er wordt geen garantie gegeven maar de kans dat het op den duur (in mijn geval) verbetering geeft is beslist aanwezig. Soms is het lastig nog wat hoop bijeen te schrapen.
    Bij de verbouwing hebben ze blijkbaar nog wat leuke oude medische instrumenten gevonden. Ik vind mijn weg naar de wachtkamer telkens feilloos omdat op een belangrijke splitsing van gangen een topstuk staat: de ijzeren long. Dit apparaat werd in 1928 uitgevonden en ziet eruit als een (inderdaad ijzeren) koker met patrijspoortjes erin. Destijds stak het verplegend personeel de handen door die patrijspoorten om het patiëntje (het waren meestal kinderen) met paralytische polio te kunnen verzorgen. De patiënt kon door infectie vaak niet goed ademhalen omdat de ademhalingsspieren niet meer goed werkten. De ijzeren long zorgde door middel van drukverandering voor een nep-ademhaling. Daar lagen ze dan, soms wekenlang (en claustrofobie ontwikkelend) ingekapseld. Vanaf 1950 was er gelukkig een vaccin waardoor het apparaat overbodig werd.
    Elke keer dat ik langs de ijzeren long loop denk ik aan de ontwikkeling van de wetenschap, van de gezondheidszorg en dan voel ik naast dankbaarheid ook hoop opborrelen. Een aantal golven na ‘de mijne’ is er inmiddels een vaccin tegen Corona, dat de kans op ziekenhuisopname en op Long Covid/ Post Covid doet afnemen. Wie weet wat ze allemaal nog meer gaan ontwikkelen.

  • Oprapen


    Als fan heb ik al aardig wat interviews met Thomas Verbogt meegemaakt (hij heeft trouwens net een nieuwe roman uit die ‘Maak het mooi’ heet.) Vaak vraagt de interviewer dan ‘Hoe krijgt u het toch voor elkaar om zés keer per week een column in De Gelderlander te schrijven?’ Het antwoord is dan steevast iets in de trant van dat de verhalen voor het oprapen liggen, gewoon naar buiten gaan en daar zijn ze.
    Daar moest ik aan denken toen ik vandaag mijn corona-vaccinatie ging halen. In de brief die ik ontving stond dat ik de uitnodiging, mijn paspoort én een mondkapje mee diende te nemen. Er werd nog bij vermeld dat mondkapjes niét op locatie versterkt worden.  Geen probleem, met mijn FFP2 op mijn snufferd stapte ik opgewekt de drempel over, blij dat ik eindelijk weer eens op tijd (voor het krijgen van corona zelf) een vaccinatie te pakken kon krijgen. De mevrouw bij de ingang hield mij staande.
    ‘Uw mondkapje.’
    ‘Ja? Die heb ik op.’ De mevrouw wees naar het sta-tafeltje naast zich waarop een stapel blauwwitte ‘gewone’ mondkapjes lag.
    ‘Tis de verkeerde.’
    ‘Pardon?’
    ‘U moet er zó een.’
    ‘Maar dit is een FFP2 dat zijn de béste!’
    ‘Weet ik, maar…’ Ze haalde haar schouders op, deed dit op een vrij wanhopige manier. Ik dacht, nu gaat ze zeggen dat regels regels zijn. Even keek ik achterom, de rij was flink toegenomen, daarna stak ik mijn hand uit, nam een mondkapje van de stapel.
    ‘Ik wil hier echt geen corona oplopen, ik ben namelijk nogal kwetsbaar ziet u.’ Ze knikte begripvol.
    ‘Goed idee’, zei ze, terwijl ik het mondkapje óver mijn FFP2 heen plaatste.  


  • Schaap over de dam


    Ik blijf zo lang mogelijk buiten staan, twee minuten voor ik aan de beurt ben doe ik mijn FFP2 mondkapje voor en stap de wachtkamer van de huisartsenpraktijk binnen. Daar word ik vanaf stoeltjes die nog altijd anderhalve meter uit elkaar staan, bevreemd aangekeken door een bejaarde man die over zijn rug wrijft en een vrouw met grijze krullen en felrode lippen die zich weer snel in haar krant verdiept. Leest ze daar over de coronacijfers die weer oplopen? Zal dit haar ‘Wat een angsthaas-blik’ doen kantelen? De man met de pijnlijke rug voelt in zijn jaszak.
     ‘Ik heb er geen bij me, maar ik zal toch weer eens…’ Ben ik het eerste schaap dat over de dam is?
    Niet veel later bevind ik me in de spreekkamer om mijn gekrakkemik uit te leggen.
    ‘Na het griepje knap ik maar niet op, integendeel ik hoest steeds meer. Dat gehoest vinden mijn toch al brandende longen (Long Covid sinds de Eerste Golf) niet leuk, en mijn hersenstam kan het gebeuk ook niet verdragen, ik had al twee keer een aanval.’ Ik hoor mezelf praten en heb de neiging te vragen ‘Kunt u het nog volgen?’ De dokter knipt een saturatiemeter op mijn vinger en slingert een stethoscoop om de nek.  Ik houd mijn mondkapje op, leg uit waarom.
    ‘Ik wil u niet besmetten met mijn mogelijk nog griep-bacillen en ik wil zelf hier geen corona oppikken. Zeker nu ik nog geen nieuwe vaccinatie heb gehad.’ De dokter knikt instemmend.
    ‘Ja, de cijfers nemen toe, wij moeten hier ook weer gaan nadenken over welk beleid we gaan hanteren, misschien toch ook weer mondkapjes…’ De dokter zet de stethoscoop op mijn rug.  ‘We houden tussendoor even pauze met dat in- en uitademen, want anders ga je nog hyperventileren’. Ik doe mijn best om alles zonder hoesten uit te voeren.
    ‘Nou, ik hóór wel degelijk wat’. De dokter wijst de plek aan. Die verbaast mij niet. En dan mag ik met mondkapje en al naar de apotheek want longontsteking moet nou eenmaal bestreden worden.



  • Waar was je?


    Lezen is als mediteren, lezen is zen. Als je leest ben je ergens anders. Weet je wat ook zen is? De zee! Diverse kleurschakeringen van het water en altijd weer een verrassende lucht daarboven. De zee vertelt telkens een ander verhaal. Zoals dat van het schip beladen met containers, dat op een zandbank dreigt te lopen, maar daar komt de held, de loods met zijn bootje, al aangesneld om te helpen. De loodsboot keert terug, aan de kade staan een moeder met een kindje te kijken, het kindje zwaait en de loods toetert. De hoorn heeft een diepe toon. Dat is niet het enige wat er te horen valt. Klotsende golven en krijsende meeuwen, ook zij hebben een verhaal te vertellen.
    Ik houd van lezen aan zee maar sowieso houd ik van verhalen en de zee, daarom neem ik als het even kan een portie extra speciaal tot mij, door middel van het film- en literatuurfestival Film by the Sea dat elk jaar in september in Vlissingen gehouden wordt (nu nog tot 18 september).  Dit jaar kon ik er drie dagen zijn en dook een paar pareltjes op, films en documentaires en natuurlijk ook boekverfilmingen.
    Ik ben verder niet met vakantie geweest maar dat hoeft ook niet want films nemen je overal mee naartoe. ‘Un beau matin’ (mijn favoriet) bracht me in Parijs, ‘All my puny sorrows’, (naar het gelijknamige boek van Miriam Toews) naar Canada en ‘Las Bestias’ in Spanje om vervolgens met ‘The drovers wife: The legend of Molly Johnson’ nog Australië aan te doen.
    In voorgaande jaren hebben Man en ik er in een weekeinde wel eens 10 films doorheen gejast en moesten soms hollen van de ene zaal naar de andere. Op de terugweg naar huis golfden de beelden woest door ons hoofd. Dit keer hadden we een maximum van drie per dag en maakten we tussen elke film een wandeling langs de zee om het tij te keren.
    ‘Waar was je?’, vraagt de buurvrouw als ik met het gevoel drie weken weggeweest te zijn mijn voordeur weer open. Ik was in een andere wereld.


  • Stilte aub


    Zodra de Vierdaagse voorbij is, is het alsof er een sneeuwdeken over het dorp valt, het leven in Wijchen wordt gedempt. De caravans die eerst nog her en der op opritten stonden, met een kabel als een staart aan het lijf hangend, zijn allemaal vertrokken. Ik hoef niet meer naar de deur te lopen om pakjes aan te nemen, al blijf ik als thuiswerkende ook nu de conciërge van de straat. Wanneer ik vastzit in een hoofdstuk of even aan wat anders toe ben, loop ik naar de huiskamer, kijk van daar uit de weg over. Op een vlekkerige kat die een vogel besluipt na, is alles oké.
    Met mijn koffie in de hand overzie ik de tuin, het is de maand van het jaar waarin je daar niets hoeft te doen behalve te genieten. Sproeien doe ik doe ik niet aan, alleen de potten en vogelbadjes krijgen water, de rest moet zichzelf maar zien te redden of niet. Survival of the fittest, evolutie in de tuin.
    Vrienden, familie en sociale-media-genoten, bijna iedereen is met vakantie en toont het plezier. Ik zag eerst foto’s van files of rijen daarna parasols en kathedralen en ten slotte vielen ook zij stil. In de nieuwsapp is het komkommertijd. De enigen die de kop opsteken zijn de Koor-leden, die niet mee geëvolueerd zijn maar in tijden zijn blijven steken waarin men meende dat vrouwen minderwaardige wezens zijn ten opzichte van mannen, sowieso menen de Koor-leden dat er alleen maar mannen óf vrouwen zijn. Ze hebben nog heel wat te leren. Ik laat ze brallen en lallen, ze zijn het niet waard om de stilte te laten verstoren. Ook mijn en andermans kinderen maken hun reizen, als zij genieten heb ik ook plezier. Er zijn nog wel wat peuters, ze noemen zich boer, stampvoeten met vuur en versperring op de weg. Ze kennen nog geen gevaar, moeten nog leren dat je niet andermans spullen mag vernielen nee óók niet als je je standpunt duidelijk wilt maken. Maar ik hoef niet op pad, dat scheelt. Juist nu kan ik ongestoord meters maken met mijn manuscript. Fijne zomer allemaal.

  • Lintje


    ‘Het heeft zijne majesteit de Koning behaagd…’ Nee hoor, zo ging het niet maar ik heb wél een lintje. Dat zit zo. De Hersenstichting vraagt aandacht voor de onzichtbaarheid van hersenletsel en daarom kon je voor een kleine donatie een paars lintje verkrijgen waarop het logo en de naam ‘Hersenstichting’ vermeld staan. Het is de bedoeling dat je met dit lintje op de foto gaat en dit per sociale media verspreidt, waarbij je dan #SamenVoorBegrip toevoegt. Het mikpunt van dit alles is de onzichtbare gevolgen van een hersenaandoening zichtbaar te maken. Ik bekeek foto’s van mensen die me voorgingen. Inderdaad, er was niets aan hen te zien, jong of oud, ze zagen er heel gewoon uit. De een had het lintje om het hoofd gebonden, de ander in een strik onder de kin en ga zo maar door. Omdat er niemand thuis was maakte ik (na wat gedoe met de timer) een selfie die ik voor het plaatsen even goed bekeek. Ik zie er ook gewoon uit, in die zin dat het lintje goed past bij mijn paarse zomerjurk en dito ooglapje. Ooglapje… hm niet zo gewoon natuurlijk. Toch is ook bij mij sprake van onzichtbaar hersenletsel want iedereen denkt altijd dat ik wat aan mijn óóg heb en daarom het lapje draag. Mijn ogen kunnen niet samen kijken als gevolg van hersenletsel na een val, vandaar het lapje. Ik weet het, het ís misleidend. Net zoals bij andere mensen die bijvoorbeeld moeizaam lopen, men denkt dat ze iets aan hun béén hebben en dit niet persé zo hoeft te zijn. Het gaat erom dat niet alles is wat het lijkt. Dat staren vervelend is en opmerkingen dat ook zijn. Dat mensen met hersenletsel niet goed tegen prikkels kunnen. Dat mensen met hersenletsel snel moe zijn. Dus al lijkt het soms aan de buitenkant of iemand een of meer ledematen niet goed kan gebruiken, wat wonderlijk spreekt of in mijn geval een ooglapje heeft, het daadwerkelijke mankement zit in de hersenen. Daarom: #SamenVoorBegrip


  • Wij protesteren


    ‘We voelen ons overvallen’ en ‘Het komt onverwacht’, zo luiden de reacties van KLM op het kabinetsbesluit dat Schiphol moet inkrimpen. Voor corona kwam ik regelmatig in Hoofddorp en dan rook ik de kerosine en moest ik mijn gesprek soms staken wegens laag overvliegend vliegtuig, voor mij komt dit kabinetsbesluit eerlijk gezegd niet onverwacht maar behoorlijk laat.
    Vanwege de reactie van KLM maak ik me nu wel zorgen. Kunnen we binnenkort in plaats van tracktors, taxiënde vliegtuigen op de snelwegen verwachten?
    Het is ‘een dingetje’ dat ‘hoe te reageren op alles en iedereen’. Zelfs in het politieke Den Haag is men daarmee bezig. We proberen elkaar op te voeden, of beter te her-opvoeden want van onze ouders leerden we al om met twee woorden te spreken en alstublieft en dankuwel te zeggen, niet door elkaar heen te praten, goed te luisteren naar wat een ander zegt en met argumenten te komen. Schelden en stompen waren uit den boze.
    Wel herinner ik me de slogan die we op het schoolplein scandeerden als de juf of meester uit de buurt was: ‘Wij protesteren, we willen niet meer leren!’
    Persoonlijk kijk ik graag naar protestborden die demonstranten meenemen, of spandoeken die men maakt. Er zit vaak humor in, goed gevonden woordgrappen, tekeningetjes of uitdrukkingen. Ook al ben ik het niet altijd met het protest eens, ik kan denken ‘Goed gevonden!’ Maar ook dat is een afnemende zaak nu minister van der Wal via tekst op een vrachtauto met de dood bedreigd is. Daar is niks ludieks meer aan.
    Ik werd steeds somberder over de manier van protesteren totdat ik gistermorgen vroeg (het had geregend dus eindelijk even minder pollen) een ommetje maakte. Op een van de trottoirs had iemand met stoepkrijt in grote keurige letters ‘Geen poep’ geschreven. Kijk, hier doe je niemand kwaad mee, er komen ook geen files op het trottoir en met deze actie bereik je zeker iets. Geen hondenbezitter die nog op die stoep te kakken wil staan.



  • Binnenstebuiten


    ‘Nu is het dan weer een terugslag’, meldt Longarts.  De fase van mijn 2e Corona is na 4 weken voorbij en nu heb ik ‘gewoon’ een terugslag. Er is alleen wel wat extra schade opgetreden.  De astma is verergerd, de problemen met het Centraal Zenuwstel en het Immuunsysteem ook, er zijn nog steeds dagen dat mijn temperatuur te hoog is, mijn longen branden nog harder,  ik kan nu nog slechter tegen pollen en kon ik voorheen hooikoortscode geel net handelen, nu niet meer.
    Het is al in geen dagen en nachten code groen is geweest, ik zal dus binnen de conditie weer moeten opbouwen. Hoe en wat, daarover is overleg gaande (revalidatiecentrum?) en ondertussen doe ik het op z’n Irenes. Dat houdt in dat ik vooral niet moet vergeten om naar buiten te kijken want jongens, meisjes, allemaal: moet je die explosie van rozen in de tuin eens zien en bewonderen!
    Soms smokkel ik wel eens even, ben ik toch bij code geel buiten (bijvoorbeeld éven de uitgebloeide rozen afknippen) en dan word ik daarna benauwder, moet meer hoesten, krijg een piepende ademhaling, mega keelpijn en brandende longen, begint alles extra te tintelen, moet ik opletten dat ik niet over mijn dove voeten struikel of dingen uit mijn dove tintelhanden laat vallen en wil ik vooral slápen. Straf na overtreding. Het is de straf die ook bij de terugslag hoort, mij voor mijn gevoel binnenstebuiten keert.
    Gelukkig is niet alles  kommer en kwel. Ik had een leuke week met een uitstapje naar het Teylersmuseum (binnen) waar ik nog van nageniet (binnen) en ik heb me dan ook voorgenomen om me nergens iets van aan te trekken en zoveel mogelijk door te werken (binnen) aan mijn manuscript zodat dit binnenzitten ook nog enig nút heeft. Zo heb ik het al twee jaar en 2 maanden gedaan, telkens weer wat werken aan het manuscript waar ik ver voor Corona al mee begon. Tiep tiep tieperdetiepen, nadenken, lezen, nadenken, deleten, nadenken, tiep tiep. Alle kleine beetjes helpen, want uiteindelijk kan ik even juichen (binnen) want ik zit nu wel mooi bijna aan het einde van de Derde Grote Schrijfronde.


  • Agossie


    Derksen en zijn grensoverschrijdende mede-lachers komen weer op televisie terug.
    Dat Johan Derksen daar wegging kwam volgens hem alleen maar omdat Talpa niet aardig tegen hem deed, ze steunden hem niet en dat was -agossie-heel zielig voor hem want hij werd immers zo vreselijk ge-cancelled.
    Telkens weer duikt dat woord op, ‘cancelen’. Ik realiseer me dat ik wat Johan Derksen én René van der Gijp én Steven Brunswijk en Wilfred Genee een canceller ben. Het woord wordt met verachting uitgesproken, alsof ik tot wappienistische virusontkenners behoor.
    In RTL Boulevard was de terugkeer van Derksen en zijn companen ook een belangrijk item, Bram Moszkowicz en Lucky Luuk riepen om het hardst dat Derksen ‘nou eenmaal zo ís!’  Dit werd alom vrolijk ontvangen. Bram, een ervaren ex-advocaat, onderstreepte nog maar eens dat hier sprake was van een cancel-cultuur.
    Hoeveel mannen komen ermee weg ‘omdat ze nou eenmaal zo zíjn’? En wat stralen we op televisie uit als we verkrachting of vernedering of uitlachen vergoelijken met ‘het nou eenmaal zo zijn’? Langzaam werken we toe naar een rechter die uitspreekt: ‘Deze meneer heeft geen straf verdiend want hij ís nou eenmaal zo’, om eraan toe te voegen: ‘Lang leve de lol.’ En het geld natuurlijk, daar is Talpa zeker niet vies van want ja het programma had hoge kijkcijfers. Er was ook advies voor wie er niet tegen kan als er zout in den wonde gestrooid wordt: die moet niet in een agossie-slachtofferrol gaan zitten maar gewóón wegzappen. De media staan bol van Derksen en zijn kaars, wegkijken is lastig, je komt die droeftoeter overal tegen. Zijn gezicht heeft iets van een Hush Puppy, je weet wel die honden die sneu met hun oren over de grond slepen. Je krijgt er medelijden mee als je ernaar kijkt. Dat uiterlijk is deel van het imago van meneer Derksen. We weten nu ook dat hij zich de geslagen hond voélt. Nou, laat ik met mijn hand over het hart strijken. Wat mij betreft mogen de heren van Vandaag Inside terugkomen maar op één voorwaarde: Dat ze met een duizendurenkaars in hun waffel plaatsnemen.
    ‘Irene wat schrijf je nú toch!!!’
    ‘Ach ja, ha ha ha, ik schrijf nou eenmaal zo.’
    Daarbij heb ik nog wat op mijn wenslijstje, ik zou graag zien dat er een wet komt waarin grensoverschrijdend gelach strafbaar gesteld wordt.

  • Goed nieuws


    ‘Als je er binnen vijftien minuten kunt zijn’, juicht de doktersassistente aan de telefoon, ‘we hebben een 2e booster over!’
    Mijn huisarts weet dat ik al een tijd knok voor die 2e booster, nu de eerste al ruim drie maanden geleden verkregen werd. Ik mailde en belde naar het R.I.V.M, naar de G.G.D en naar de Rijksvaccinatielijn maar die wisten niet of de groep ‘Griepprik ónder de 60 jaar’ überhaupt nog aan bod zou komen. Op de longpoli ging men er van uit dat dit wel het geval zou zijn maar wist niks zeker. Ten einde raad twitterde ik mijn vraag naar minister Kuipers van Volksgezondheid himself en kreeg keurig antwoord.
    ‘De Gezondheidsraad adviseert geen herhaalprik voor mensen onder de 60 jaar, al dan niet uit een medische risicogroep.’ Ik besloot er nog een tweet aan te wijten waarin ik uitlegde dat vanwege Long Covid (al 2 jaar) opgelopen na Corona (in Eerste Golf), ik dan misschien niet in het ziekenhuis terecht zou komen bij her-besmetting maar dat ik zeker een terugval zou krijgen en dat de laatste zes maanden geduurd had.
    Er kwam geen reactie dus ik besloot een en ander per mail voor- en uit te leggen aan de Gezondheidsraad én bood aan om voor de booster te betalen. Jaren geleden kon dat immers ook wanneer je als ouder graag je kind wilde laten vaccineren tegen een nieuw meningokokkenvirus wat pas veel later in het Rijksvaccinatieprogramma opgenomen zou worden. We hebben toen vier kinderen á 70 Euro per stuk laten vaccineren. Dat bedrag hadden we er graag voor over, dan maar op iets anders bezuinigen. Ik schreef de Gezondheidsraad ook dat ik- terwijl iedereen uit eten gaat en op terrasjes zit en feest- noodgedwongen in lockdown verblijf, nog steeds geen bezoek ontvang en zelfs van mijn eigen kinderen anderhalve meter afstand houd.
    Ene Lotte Zonder Achternaam, mailde ‘namens de Gezondheidsraad’ terug dat een 2e booster gewoon echt niet nódig is.
    ‘Dat is op zich goed nieuws en heel erg bedankt voor dit geweldige aanbod maar het komt te laat’, zeg ik tegen de doktersassistente. ‘Ik ben gisteren positief getest.’
    Dit gesprek vond ruim 2,5 weken geleden plaats. Inmiddels ben ik nog steeds niet beter, heb een Prednisolon-kuur achter de kiezen en zit nu aan de antibiotica. Er wordt  overlegd met de longarts over revalidatie via het ziekenhuis.


  • Tegengas


    ‘Krijg de klere’, zo werd de opmerking waar de Oekraïnse soldaat op Slangeneiland terecht een medaille voor kreeg, in het Nederlands vertaald. Na weken van geld doneren en daarnaast het verzamelen van slaapzakken en shampoo voor weer andere acties, is mijn gevoel van machteloosheid alleen maar toegenomen, om van woede maar niet te spreken. Er moet iets gebeuren.
    Er komt een extra wasrek bij. Op de wasdroger hangt een briefje waarvan men de tekst letterlijk mag nemen: ‘Poetin, krijg de klere.’
    De op kamers wonende kinderen die nietsvermoedend en met een rugzak vol wasgoed het huis betreden, zien hun vader en moeder dicht tegen elkaar aangekropen, met een deken en kruik op de bank zitten.
    ‘Is de verwarming kapot?’
    ’Nee, wij willen dat Nederland zo lang mogelijk met de voorraad gas kan doen, zodat er zo min mogelijk (liefst helemaal niet) Russisch gas gebruikt hoeft te worden. De thermostaat staat op 15 graden.’
    Er valt van alles te verzinnen, van thermo-ondergoed, een dikke trui en daarover een fleece-vest tot een bureau-fietsje waarmee je jezelf niet alleen fit maar ook warm trapt. Beter alleen de kamer waar je werkt /zit kort bijverwarmen met een elektrisch kacheltje dan in het hele huis de verwarming op die temperatuur. Laat iedereen doen wat hij kan en dan noemen we het ’Speciale Operatie Tegengas.'



  • Wat een lol


    ‘De eerste keer dat ik jou zag’, zegt Man, ‘is me dat ooglapje helemaal niet opgevallen, ik zag het natuurlijk wel maar het deed niet ter zake. Ja leuk kleurtje, dat wel.’
    Zelf zie ik het ook nooit, in die zin dat ik mezelf ík voel, hoe ik er ook uitzie.
    Ik weet zeker dat Jada Pinkett Smith dat ook zo ervaart, ondanks dat ze een kaal kapsel heeft vanwege de aandoening Alopecia waardoor het haar uitvalt. Ik zag haar op het filmpje van de Oskaruitreiking, prachtig stralend in haar groene galajurk.
    We hebben allemaal kunnen zien en lezen hoe het afliep. Komiek Chris Rock zei dat ze met haar kale hoofd klaar was voor het vervolg op G.I. Jane, letterlijk een ‘grap’ over het hoofd van een ander heen.
    Chris Rock is een professionele grappenmaker, je zou verwachten dat hij dus weet dat dit superflauw en kwetsend is.
    Mijn ervaring en vast ook die van Jada, is dat mensen vaak denken dat ze als éérste zo’n ‘leuke originele spitsvondige opmerking’ maken. Dat zie je aan de manier waarop Chris om zich heen kijkt, zo van goed he? Hij zégt het ook nog eens ‘Dat was een goeie grap hè?’ In dit geval werd het: Wie een grap maakt moet op de klappen zitten.
    Wat ik nou interessant vond aan het filmpje is dat terwijl Chris Rock de ‘grap’ maakt, Jada met haar hoofd schudt en haar ogen rolt. Dit is de reactie van iemand die denkt: ‘Ja hoor, daar gaan we weer.’ Het was alsof ik mezelf zag wanneer iemand tegen Man zegt: ‘Heb je haar geslagen?’ en die persoon kijkt dan ook triomfantelijk om zich heen zo van hee hoorden jullie dat, goeie he? Of rechtstreeks naar mij ‘Kijk nou eens, daar heb je Kapitein Haak.’ Man houdt zijn handjes thuis maar zendt een venijnige blik. Ik zeg het gewoon: ‘Denk je nou écht dat je origineel bent? Ik heb dit al honderd keer gehoord joh, duhuuuuuh.’ En moet je dan het smoelwerk van zo iemand in elkaar zien zakken, dát is pas lachen!







  • Advies

    Op een van de drie dagen dat we naar de stembus mogen, wordt aangekondigd dat ‘de regels’ adviezen worden. Het is tot minister Kuipers en zijn kornuiten nog niet doorgedrongen dat Nederlanders alleen luisteren als iets moét en het dan nog heel moeilijk vinden. Adviezen, daar kunnen ze niks mee.
    ‘Alles mag weer’, zegt een vriendin die langsloopt als ik net de vuilniszak in de kliko kieper. Ik doe een paar stappen achteruit, de anderhalve meter zit nog in mijn systeem.
    ‘Alles kán nog niet’, antwoord ik. ‘Niet voor iedereen.’ In mijn omgeving gaat men allang weer naar horeca, theater, winkels, feesten en op bezoek. Ik moet daardoor juist nog voorzichtiger zijn. Ja, op advies van minister Kuipers maar ook mijn eigen specialist.
    Het is twee jaar geleden dat ik tijdens de eerste golf Corona opliep. Dat was de tijd met uitpuilende ziekenhuizen, tekort aan testen en mondkapjes.
    Zelftesten en vaccinaties waren nog verre toekomst.
    De klachten van toen zijn er nog.
    -Benauwdheid
    -Brandende soms stekende longen, brandende luchtwegen
    -Tintelende handen, voeten, tong, mond en een plek op de romp
    -Het gevoel alsof je altijd griep hebt
    -Mega keelpijn
    -Ráre moeheid (je valt gewoon in slaap)
    -Slecht tegen prikkels kunnen
    -Moeite met concentreren
    -Het altijd koud hebben
    Alle bovengenoemde klachten nemen toe bij de geringste inspanning.
    ‘Die tintelingen hoor je veel, komt doordat het Centraal Zenuwstelsel – net als jouw immuunsysteem trouwens- is aangetast door corona,’ legt Longarts uit.
    Het eerste anderhalf jaar ging ik nog in slakkengang met af en toe een terugslag, vooruit. De afgelopen half jaar was er als gevolg van drie terugslagen juist sprake van áchteruitgang.
    Na de zomer begint een nieuwe therapie, wekelijks naar het ziekenhuis voor een injectie, drie tot vijf jaar lang. Nou, van je hela hola, we houden de moed erin. Wat niet moeilijk is want ik verkeer in de gelukkige omstandigheid dat ik via een gemachtigde mijn stem kan uitbrengen, ik lééf, ik leef zelfs in een vrij en democratisch land. Als ik straks als enige nog met een mondkapje op loop en afstand houd, dan zal men me hoogstens vreemd aankijken maar niet meer dan dat.

  • Zon

    Vier keer maakte ik mee hoe het is om gevierendeeld te worden en tegelijkertijd een kind op de wereld te zetten. Ik deed dit vanuit mijn eigen comfortabele bed, met de verwarming aan, doeken en kleertjes gereed, Man’s hand om in te knijpen en dit alles ook nog eens onder leiding van een deskundige dirigent, te weten de verloskundige. Na afloop was ik moe maar voldaan, liet ik me verzorgen en verwennen door Man, kraamhulp en kraamvisite.
    De hele dag staat de televisie aan, op CNN, BBC en NPO zie ik de stroom vluchtelingen voorbijkomen, maar ook de achterblijvers die hun vensterbank schoonvegen van glas,  het volkslied zingen, geweren pakken. Ik hoor de laatste woorden van de grenswachters van Slangeneiland, het maakt me stil. Vervolgens scroll ik bezorgd door de nieuwsberichten van de NOSapp.
    Voor iedereen zal het weer iets anders zijn wat de meeste indruk maakt. De bom die vandaag bij mij insloeg was het fotootje met daaronder de tekst dat er een baby in een metro-station van Kiev geboren is. Veel mensen zien het als een teken van hoop, mijn blik is echter wanhopig. Je ziet het kindje, de liefdevolle hand van de moeder en op de achtergrond diverse mensen op een bankje–niemand wil zomaar wat toeschouwers bij haar bevalling- die doods voor zich uit staren, wachtend tot de zon weer achter de wolken vandaan zal komen.
    Sinds dit bericht is mijn bezorgdheid voor al die mensen nog groter maar tegelijkertijd ook toegespitst op die ene vrouw, waarvoor ik het grootste respect heb, dat ze onder deze omstandigheden een kind gebaard heeft. Is de baby niet te koud, tocht het niet op het metrostation? Stress en onvoldoende eten verminderen de kwaliteit van borstvoeding. Gekookt water en melkpoeder zijn waarschijnlijk ook niet voorradig. Eerst reden de metro’s nog, nu niet meer. Een baby is zo kwetsbaar, gaat het dit overleven? En de kraamvrouw? Hoe zal het kindje opgroeien, Oekraïens of als Russisch burger? Misschien wel met een vader die ‘Held’ is geworden? Oh vrede kom toch alsjeblieft snel achter die wolken vandaan en laat de zon voor deze mensen schijnen.

  • AjaJippieJippieJeeh


    ‘We doen het voor de vrijheid’, zegt de vrouw ‘en dat we elkaar weer kunnen ontmoéten.’ De vrachtwagens achter haar grommen instemmend. Een man begint nog meer doelen op te noemen.
    ‘Tegen de regering, tegen de klimaatwetten, oh ja vóór de politie, en natuurlijk tegen de digitale Euro.’ (De digitale Euro! Serieus!)
    Dit alles in het licht van de naderende totale versoepeling en loslating van de regels. Ik bedoel waar hebben we het nog over, een weekje?
    Ik zie een man met een witte cowboyhoed op, vast afgekeken van dat trucker-protestfilmpje over Canada. Daar reden mensen met zulke hoeden op een paard tussen de vrachtauto’s rond, ik weet niet of ze ook een lasso in de hand hadden maar het zou me niks verbazen. Ineens zit het dus in mijn hoofd, een ‘oorwurm.’
    ‘Zing ik ajajippiejippiejeeh’, galm ik uit volle borst. Lekker zo’n uitlaatklep, bij gebrek aan vrachtwagen zelf even brullen. Ik hops ook nog door de kamer rond, op een denkbeeldig paard, zwaaiend met een net-alsof lasso.
    Daarna plof ik naar adem snakkend op de bank. De volgende dag lig ik daar de hele dag.
    ‘Je moet ook niet te veel doen’, zegt de arts. ‘Post Covid Syndroom en nog wat beschadigingen, weet je nog?’.
    ‘Maar ik heb ook een uitlaatklep nodig en ik wil ook vrijheid!’
    Alle gekheid op een stokje, hoewel ik vind dat we in Nederland volop vrijheid hebben,  gún ik iedereen echt van harte alle cafébezoeken, etentjes, feesten, lunches, theater en polonaise. Ik zou graag meedoen (behalve de polonaise) maar elke versoepeling betekent voor mij voorlopig juist uitkijken geblazen. Ik blijf dus met mondkapje nog in mijn cocon. Juist nu. En dat terwijl ik veel te vieren heb, onder andere in maart mijn 2-jarig corona-jubileum. Binnenshuis demonstreer ik nu dus tégen aerosolen en vóór meer onderzoek naar Post Covid Syndroom en voor het bij elkaar voegen van alle kennis en het aanstellen van aparte Covid-specialisten.
    Ik heb een goed leven, een dak boven mijn hoofd, eten, een bed. Ik vermaak me met schrijven, lezen, en in slow motion het huishouden. Ik ontmoet mensen buiten, per telefoon of skype. Maar wát verheug ik mijzelf op de dag dat de besmettingscijfers weer gedaald zijn tot pakweg 2000 per dag.


  • 'Ikje' dat 10 feb. 2023 in NRC stond

    Speelafspraak

    De basisschool gaat net uit als ik mijn ommetje maak. Een moeder zet haar zoontje achter op de fiets. Ze buigt zich over het stuur, zet stevig aan en fietst langs me. Ik vang haar woorden op.
    'En dan kan Sterre mooi met Nora spelen, want die is ook positief.'

  • Plafond


    De uitbarsting van de vulkaan bij Tonga was honderden keren sterker dan de atoombom op Hiroshima, lees ik in mijn nieuwsapp. Een enorme aswolk verspreidt zich over het eiland. De grauwe as verbleekt bij het bericht over die andere vulkaanuitbarsting, die bij het programma The Voice of Holland.
    Tim Hoffman en zijn team, die een uitstekend gemaakte aflevering van Boos plaatsten, kunnen tevreden naar het tellertje kijken. Op het moment dat ik dit typ keken er al 9,9 miljoen mensen.
    De eerste dagen had iedereen het erover, of het nou om talkshows, een zoommeeting of een Lockdown-ommetje ging. Ik zag op sociale media de ene na de andere beerput opengaan, vrouwen deelden massaal hún ervaringen met andere Borsato’s, Ali B’s en Regisseurs Zonder Naam. Ervaringen die niet bij The Voice plaatsvonden, maar in de trein, de bus, op het werk, de universiteit, bij de arts of de bakker. Berichten gleden als een lavastroom door mijn tijdlijn. Stuk voor stuk vanuit het hart geschreven, een verlate noodkreet. Ja, een verlate noodkreet meneer John De Mol, zo makkelijk is het namelijk niet.
    Morgen zijn ze bij Boos alweer bezig met een volgende uitzending over een ander onderwerp, hopende dat ze de kijkers kunnen vasthouden. De kranten liggen bij het oud papier, een enkeling steekt er de open haard mee aan. Maar wat gebeurt er met al die (voornamelijk) vrouwen die ’s nachts naar het plafond liggen te staren waarop ze de beelden weer voorbij zien komen? Wiens aslaag weggeblazen is waardoor de gebeurtenis weer fris naar buiten steekt. Woelend denken ze, ‘hád ik maar’ of ‘wat had ik anders kunnen doen, waarom heb ik niet, misschien was het toch mijn schuld, enz.’ Gepieker over ‘verjaring’, als je te lang de wond met as bedekt, ben je te laat om rechtvaardigheid te krijgen.
    Toch is de uitbarsting van Vulkaan Voice in Nederland vele honderden keren sterker dan die van #metoo na Weinstein in 2019. Gaat er nu echt iets verbeteren? Ik hoop het!






  • Op pad


    Een grauwe januaridag maar ik zie hem zonnig in. Eindelijk weer naar buiten na quarantaine! Op zo'n moment is alles mooi en ik meen toch echt een merel te hebben gehoord die al lente in zijn kop had (of had ik dat).
    Natuurlijk kneep ik 'm de afgelopen dagen, zou de booster z'n werk doen of zou ik toch besmet zijn geraakt?
    Daarbij gaat het toch al een tijdje niet zo goed met het Long Covid gedonder, ik ga niet vooruit, ben slechter af dan afgelopen zomer. Er zijn telkens terugslagen, golven die me overspoelen en voordat ik weer een stukje richting strand gezwommen ben, werpt de volgende me nog verder naar achteren.
    Wat nu? Niemand weet het want het is allemaal nog zo onbekend en dus de behandeling ook. Met mij is nu afgesproken dat ik minder ga bewegen, slechts om de dag mijn kortste ommetje. Dat vind ik moeilijk. Gelukkig las ik in De Gelderlander dat er onderzoek gedaan wordt naar Long Covid/Post Covid Syndroom. Ze gaan bekijken welke klachten daarbij horen en welke veroorzaakt worden door schade die corona toebracht en natuurlijk naar behandelingsmogelijkheden. Er is dus een plan en dat geeft moed om ook mijn eigen (minder bewegings) plan uit te voeren. Het is een lange (eindeloze?) weg en soms is het flink zoeken om lichtpuntjes te kunnen rapen maar ze zijn er, echt.


  • De enige oplossing

    VORIGE WEEK:
    ‘Ga je mee?’ Ik zwengel de riem voor haar neus heen en weer. Logeerhond logeert niet, ik kom haar in haar eigen huis ophalen. Ze blijft stokstijf in haar mand zitten.
    ‘Nee, vandaag maar niet’, fluistert ze terwijl ze haar oren naar achteren trekt.  
    ‘Wat is er met jou? Je trilt helemaal. Heb je koorts?’ Logeerhond schudt haar koppie.
    ‘Het is weer de tijd van het jaar.’ Ach, nu begrijp ik het. Sinds half november wordt er dagelijks vuurwerk afgestoken, ze vindt het doodeng. In de avond krijg je haar al helemaal niet meer mee, ze durft zelfs geen plasje in de tuin te doen.
    Die plasjes komen in de huiskamer terecht.
    DEZE WEEK:
    ‘Ga je mee?’ Ik vraag het met mijn liefste stem, strooi brokjes als de kruimels van Hans en Grietje, een lokmiddel naar de buitendeur. Logeerhond ligt languit in haar mand, tilt loom haar hoofd op.
    ‘Oh haaaai’, zegt ze, het klinkt als ‘high’.
    ‘Wat is er met jou? Ben je nu wel ziek?’
    ‘Oh nee, ik voel me helemaal tóppie! Als ik nu van de Eiffeltoren zou moeten springen meid ik deed het zó!’ Ze praat een beetje met dubbele tong maar ik ben onder de indruk van haar zelfvertrouwen. Ze kijkt me aan en nu zie ik het pas goed.
    ‘Wat is er met je ógen?’
    ‘Mijn ogen? Niks lieve schat, helemaal niks, ik zie aaallleees, alles is práchtig.’
    ‘Ik zie er een draaiende spiraal in, ze lijken op de ogen van het jongetje Mowgli uit de film Junglebook wanneer de tygerpython Kaa hem hypnotiseert!’ Logeerhond zucht, laat haar oogleden zakken en valt in slaap. Daar sta ik dan met de riem ongebruikt in handen. Ik kijk om me heen, mijn oog valt op een potje dat op tafel staat. Er zit een etiket op van dierenarts Lint. ‘Logeerhond Janssen, Pollenlaan 4 Wijchen, in tijden van vuurwerk, drie keer daags een pil.’
    ‘Goed spul’, zeg ik, ‘maar dit is toch ook geen oplossing.’ Logeerhond hoort me niet, ze snurkt. Thuisgekomen ga ik meteen online naar vuurwerkmanifest.nl , om de petitie voor verbod op vuurwerk ten behoeve van dieren en milieu, te ondertekenen.



  • Mode

    Kerstballen bij de kringloopwinkel? Ik herinner me dat ik er enkele jaren geleden vol verbazing naar keek. Het waren er niet een paar, van mensen die de zolder opgeruimd hadden, nee… er lagen daar manden en manden vol kerstballen.
    ‘We hebben de muur groen geverfd’, zegt mijn nicht aan de telefoon. ‘Maar ja, we hadden groene kerstballen en die zie je nu haast niet meer dus die leg ik opzij voor als de kringloopwinkel weer opengaat. In de krant lees ik een artikel waarin staat dat het dit jaar in de mode is om gouden ballen in de boom te hangen, eigenlijk moet alle kerstversiering goudkleurig zijn. Ik heb er nooit bij stilgestaan dat er Kerstboom-mode bestaat. We hadden vroeger wel een buurvrouw die elk jaar een nieuwe boom met bijpassende servetten organiseerde. Het ene jaar rode ballen en slingers en servetten, het andere jaar zilver met roze en ik kan me ook het blauwe bal-servet-jaar nog herinneren. Ik dacht dat zij een uitzondering was maar ik blijk die uitzondering zelf te zijn. Onze boom is – ook al zijn de kinderen niet meer klein- nog altijd een bonte verzameling met ‘van alles’. Alle ooit door de kinderen gemaakte kerstversiering wordt door diezelfde kinderen nog elk jaar uit de doos opgediept, natuurlijk onder het uiten van commentaar. Allereerst is er een ‘iets’ gemaakt van brooddeeg, versierd met paarse verf en veel glitters.
    ‘Oh jaaaa dat stérretje!’ Liefdevol wordt het in de boom gehangen. Vervolgens is er een engeltje aan de beurt. Er wordt gelachen. ‘Wat een horror-hoofd.’ We hebben ook gekochte ornamenten.
    ‘Mam, dit beertje had je toch van Pap gekregen?’
    ‘Jazeker, het was het tweede cadeautje wat ik ooit van hem kreeg tijdens onze eerste Kerstmis samen.’ De kinderen en ik zwijmelen even weg. Het is een schattig beertje dat aan een pootje bengelt.
    ‘Wat was het eerste cadeautje eigenlijk?’
    ‘Een waterpomptang!’  
    Al die kerstversiering, allemaal met een verhaal. Nee, dit mag nooit naar de kringloop, het is immers góud waard!






  • Ook goeiemorgen


    Het is nog schemerig als ik aansluit in de bescheiden rij die buiten voor de XXL booster-locatie staat opgesteld. Mensen met mondkapjes al voor, klaar voor de start. Van links komt een man, mijn leeftijd, aangelopen en neemt vóór mij plaats in de rij.
    ‘Nou vooruit dan maar’, zeg ik. De man heeft niet alleen struisvogelzicht maar ook oren. We schuiven door en komen in een tent-achtig voorstuk van de ingang. Hier wordt míjn zicht slecht, de bril beslaat. Ik poets wat en zie een medewerker naast de rij, mediterraan type. Na weken van zelf-isolatie vind ik het heerlijk om weer ‘echte’ mensen mee te maken. Aan iedereen stelt de medewerker dezelfde vraag, die beroepshalve gesteld moét worden en dat doet hij net zo vriendelijk als zijn ogen staan.
    ‘Heeft u alles ingevuld?’ De enkeling die opschrikt, kalmeert hij door te vermelden dat iets verderop tafels staan waar je dit alsnog kunt doen. Ook de man voor mij krijgt de vraag gesteld.
    ‘Heeft u alles ingevuld?’
    ‘Ja natuurlijk, ik kom hier niet voor de eerste keer hè?’ Het is de toon die de muziek maakt zeggen ze dan, nou in dit geval: metallic. De medewerker houdt zijn mond, die van mij valt open (achter mijn mondkapje). Een mevrouw met GGD op haar shirt komt naar haar collega toe.
    ‘Zou jij willen controleren hoe láát de mensen een afspraak hebben? Er wordt namelijk stevig voorgedrongen.’ Ze snelt alweer weg. De medewerker kijkt bezorgd, zijn ogen gaan met tegenzin richting de man voor mij. Aan diens rug zie ik al dat deze niet beschikbaar is voor welke vorm van controle dan ook.
    Soms is het wel geoorloofd om mensen te negeren.
    ‘Mijn afspraak is om vijf over half negen’, zeg ik zo opgewekt mogelijk tegen de medewerker. Die draait zijn hoofd naar mij, kijkt dan op zijn horloge.
    ‘Dat is prima!’, concludeert hij.
    ‘Dankuwel!’, antwoord ik.’ Achter me hoor ik mensen ook hun tijden noemen, vriendelijk, want ze hebben alles gehoord en plaatsvervangende schaamte met betrekking tot onze voorganger. De sfeer en het gezicht van de medewerker klaren weer op terwijl het ook achter ons, buiten, steeds lichter wordt.



  • 2G of 3G? Ik ben voor GG en GV


    Akelig en niet nodig, die tweedeling tussen G2 en G3. Uit gedragsonderzoek van het RIVM blijkt dat alleen al in de horeca, slechts voor 65% wordt gecontroleerd. Dus ik vrees dat zowel G2 als G3 niet voldoende zal helpen om de zorg te ontlasten.
    Laten we niet wachten op opgelegde maatregelen maar zelf het GV (Gezond Verstand) controleren. Leg je GV eens onder de scanner, vraag jezelf af of je nog verstandig met dit virus omgaat, of het tijd wordt om wat bij te sturen. Misschien toch wat minder onder de mensen komen, misschien toch nu dat vaccin nemen.
    In plaats van regels te ontduiken kun je ook je GG (Geen Gezeur) nog even checken; zoek de lichtpunten in je leven, kijk om je heen naar mooie dingen die er ook zijn, en naar wat wel kan.


  • Ellek nadeel heb se voordeel

    Bijna had ik weer een ronde van mijn manuscript af, bíjna, nog twaalf pagina’s te gaan. De grandmaster die me begeleidt had me onlangs nog een opzwepende mail gestuurd, dat motiveert natuurlijk enorm. Nog twaalf pagina’s, nog elf, nog…
    Ineens had ik het te pakken. Ja mijn verhaal, maar ook nog iets anders: griep. Gelukkig geen Corona maar de combinatie griep met Long Covid is ook niet ideaal. Het hoesten he, dat vinden de toch al brandende longvliezen echt niet leuk. Terwijl de temperatuur opliep, de deskundigen een longontsteking vreesden, lag ik me te verbijten in mijn laken, potdorie zat ik er net zo lekker in, was ik van mijn manuscript gerukt. Ik wilde werken!
    Ik hoestte, ik proestte maar ondanks dat, dácht ik nog wel aan het manuscript, alleen niet tot in detail, het was allemaal wat vager, wat snottiger om het maar zo uit te leggen.
    Zoals in de kindertijd mijn knuffelbeer naast me lag, had ik nu mijn rode aantekenboekje aan mijn zijde geklemd. De pen die erbij hoort, bleef werkloos.
    Het duurde en duurde en op een dag, ja hoor de temperatuur zakte, het hoofd werd helderder en daar bevond ik me dan eindelijk weer achter de computer!
    Ik opende het document en ging met de laatste pagina’s aan de slag. De laatste pagina’s van deze manuscript-versie. Ineens had ik het te pakken. Nee, geen griep, een idee voor een enorme aanpassing! Blijkbaar hadden mijn hersens in hun koortsstand toch doorgewerkt, lijntjes gelegd, ‘gebrainstormd’ en besloten. Hup, snel door naar de volgende ronde!




  • Meer of minder


    ‘Mag het een onsje meer zijn mevrouw?’, dat vroeg de slager vroeger aan mijn moeder als ze een stuk vlees of plakken ham bestelde. Als vijf, zes, of zevenjarige stond ik erbij en hoopte op het vervolg ‘Mag de jongedame een plakje worst?’.
    Een onsje meer of minder vond mijn moeder nooit erg maar het moest natuurlijk niet te gek worden, bij drie ons zei ze beslist ‘Nee’. Het was natuurlijk ook geen verplichting, ze hoéfde dat onsje meer er niet bij te nemen, kon het eraf laten halen.
    Afgelopen dinsdag werd er in de persconferentie verteld dat er nieuwe regels komen, het mondkapje komt er weer bij. Een onsje meer dus.
    De nieuwe regels zullen op zaterdag in gaan. Vandaag is het de donderdag voor die zaterdag. Ik ga naar de winkel om vast Sinterklaasinkopen te doen. De Goedheiligman is nog niet in het land maar ik vermijd de drukte liever dus begin maar vast. Ik ben niet de enige die in de zaak die ik bezoek winkelt maar wel de enige met een mondkapje op. Mensen kijken verbaasd naar mij. Nu ben ik het gewend om -als ik niet in mijn dorp loop- verbaasd bekeken te worden omdat ik een ooglapje draag. In mijn woonplaats is men dát inmiddels wel gewend. Kijken ze nu echt zo naar mij omdat ik als enige met een mondkapje loop? Het is onmogelijk om zonder spiegel in een winkel te zien hoe je zelf kijkt maar ik vermoed dat dit ook verbaasd is, want dat ben ik. Een regel wordt ingesteld omdat deze nodig is en laten we eerlijk zijn, we voelden deze met de oplopende cijfers allang aankomen, zo’n verrassing was het niet. En gaan we dan nu met z’n allen wachten tot het zaterdag is omdat we het mondkapje dán pas op moéten? Stel de weersverwachting voorspelt op zaterdag regen maar op donderdag valt het al met bakken uit de lucht, dan zetten we toch ook die paraplu op?
    Hoe dan ook, iedereen moet het uiteraard zelf weten. Voor mij maakt het niet uit, een lapje meer of minder.


  • Feestje

    Hij kwam enige weken geleden binnenrollen. ‘Thomas Verbogt veertig jaar schrijver’, was de titel van de nieuwsbrief van boekhandel Dekker & vd Vegt, met uitnodiging voor een avond rondom de letterlijk gevierde auteur. Als zelfbenoemd voorzitter van DEETVFN (De Enige Echte Thomas Verbogt Fanclub Nederland) begon ik na te denken over een passend cadeau(tje). Schrik niet, dit wordt geen epos over ‘en toen kon ze niets verzinnen.’ Schrijven begint immers met de eerste letter, in het geval van Thomas waarschijnlijk met een T.  Ik herinnerde me dat de Hema bekers verkoopt met een drukletter erop, checkte nog even de website, ja hoor bekers met alle letters, de T was nog voorradig. Ik besloot dit artikel niet online te bestellen want dan zou er een kartonnen doos omheen moeten. Ik las onlangs namelijk dat als gevolg van het massaal corona-bestellen, en dus extra papierverbruik om kartonnen dozen te maken, er een tekort aan papier voor het drukken van boeken is ontstaan waardoor boeklanceringen uitgesteld worden. De nieuwe roman van Thomas staat voor 2022 gepland, dat mag niet uitlopen.
    De dag voor de feestelijke avond wandelde ik naar de Hema. Ik wandelde ook door de Hema, en nog eens en nog eens. Daarna schoot ik een verkoopster aan.
    ‘Bekers met een Tee? Nee.’
    ‘Ja maar?’ Ze ging voor me op de website kijken.
    ‘Het zit u niet mee. Ze zijn net uit het assortiment.’
    Ik zocht in de winkel naar een andere beker maar de opdruk ‘Time to relax’ leek me niet geschikt, ik zie liever dat Thomas lekker doorschrijft. Dan toch nog maar papier aan één kartonnen doos verspillen. Thuis googelde ik op ‘Beker met een letter’. Er waren witte mokken met een groene of roze T, wel heel groot van formaat maar het grootste bezwaar was de levertijd van een paar dagen. Vervolgens vond ik ‘Letterbekers met een dier’ en bij de T een prachtige Toekan geschilderd, zou de volgende dag geleverd worden dus net op tijd. Bij ‘afwasmachine’ stond echter een rood kruisje en dus ging dat feestje niet door, afwastijd is geen schrijftijd, bovendien weet ik dat Thomas aan zijn afwasmachine hecht, hij schreef een column toen het apparaat kapot was.
    Uiteindelijk kocht ik toch weer bij de lokale Hema een bescheiden beige beker zonder T maar wel mét een verhaal want een van de véle dingen die ik van Thomas leerde is dat overal een verhaal in zit.


  • Betoveren


    Eigenlijk was ik niet van plan om jullie met deze nieuwe ontwikkeling lastig te vallen. Sommige dingen moet een mens gewoon privé houden, waarom zou je alles op internet pleuren?
    Aan de andere kant zijn er veel mensen die hun mening via sociale media opschuren, is het misschien toch beter dat ik een en ander deel.
    Eerder meldde ik dat ik al 1,5 jaar tob met after-Corona-gedoe en immunotherapie was begonnen. Dit is een therapie tegen de allergie voor graspollen die ik na Corona kreeg, waardoor ik al twee zomers voornamelijk binnen zat. Nee, géén hooikoorts!!! Ik hoef niet te niezen, krijg geen rode of tranende ogen en geen snotneus, ik krijg ‘alleen maar’ heftig brandende longen en dat kan pijn doen. Hoe meer graspollen in de lucht, hoe erger. Overigens gaan mijn longen ook bij huisstof en bijvoorbeeld op de snelweg (uitlaatgassen) harder branden en bij inspanning, er zitten waarschijnlijk vele kleine ontstekingen in de longvliezen.
    ‘Corona heeft je immuunsysteem aangetast’, zo werd me uitgelegd door longarts en allergoloog. Ik begon vol goede moed aan de immunotherapie, dankbaar dat ik in een vrij land leef, zonder gebombardeerde ziekenhuizen.
    Een week of twee geleden kwam ik benauwd en ziek op de Spoed Eerste Hulp terecht. Daar zag de arts de verdikking in mijn keel, mijn hartslag was idioot hoog. Het lichaam was compleet van de wap als gevolg van een langzaam opgebouwde allergie tegen het medicijn dat tegen allergie zou gaan helpen. Dankzij Corona reageert mijn lichaam met een vulkaanuitbarsting en tsunami, compleet over de top en nergens voor nodig.
    ‘Dat heb jíj weer’, roepen mijn vrienden. Maar dat is niet zo, ik ben niet de enige wiens lijf na Corona overal hyper op reageert. Ik heb dan wel een ooglapje maar dat deed aan mijn gezondheid niks af, die was prima. Iedereen kan Corona krijgen en Corona kan jou je vrije adem en vrije leven ontnemen.
    Dus ik roeptoeter dus toch maar rond dat we hier gelukkig voldoende vaccinaties hebben, maak er gebruik van.
    Laat ik positief eindigen. Ik mocht twee weken onbeperkt ijs eten! Het is een kwestie van herpakken en doorgaan. Gisteren genoot ik aan het begin van de avond van een wandelingetje maar vooral van de zon die zijn stralen uitstrekte om nog net even het groen te betoveren.

  • Oren


    Op het moment van ontwaken wist ik het meteen, dit kon niet anders dan Corona zijn. Opgelucht haalde ik adem. Nu hoefde ik er niet meer tegenop te zien, niet meer angstvallig besmetting te vermijden. Het was begonnen, over een paar dagen zou alles achter de rug zijn (ik was redelijk jong en verder slank en fit) en ík kon straks weer beschermd en wel door mijn antistoffen, het normale leven in.
    Onwetendheid begint met gebrek aan ervaring.
    Vandaag is het precies anderhalf jaar geleden dat ik Corona kreeg. Die opgeluchte ademhaling werd na een paar dagen vervangen voor benauwdheid. Vaak ging ik slapen met het idee ‘Nou we zien wel of ik morgen nog wakker word.’ Ik overleefde gelukkig maar opgelucht ademen kan ik nog steeds niet.
    Laatst las ik een column in de NRC van Rosanne Hertzberger, die het over ‘ziekten tussen de oren’ had en daar Long Covid bij plaatste. Even overwoog ik een ingezonden brief.
    Daarin zou ik haar uitleggen dat het bij mij tussen de longen zit. Om preciezer te zijn, mijn longvliezen zitten vol kleine ontstekingen, bij elke teug adem branden de longen en bij inspanning word ik kortademig.
    Verder is mijn immuunsysteem aangetast waardoor ik hyperactief reageer op bijvoorbeeld graspollen (al twee zomers binnen gezeten). Ik ben nog altijd onder behandeling van een longarts, moet ademhalingsoefeningen doen, veel medicijnen gebruiken en ben onlangs begonnen met immunotherapie. Ik zou schrijven dat ik trots ben dat mijn conditie verbeterd is maar dat ik nog wel liefst in bejaardentempo wandel en dat fietsen op mijn vierwielfiets niet meer gaat. Dat ik me altijd voel alsof ik zwaar griep heb. Dat ik weet dat dit niet zo ís en dus zoveel mogelijk probeer om mijn leven te lijden zoals voor Corona. Dat dit dan weer niet lukt en dat ik weet dat ik mijn grens over ga als ik het weer idioot koud krijg, de keelpijn toeneemt en ik spontaan in slaap val. Dat ik nog steeds FFP2 maskers draag en afstand zal blijven houden, niet alleen omdat ook gevaccineerden nóg een keer Corona kunnen oplopen maar ook omdat een verkoudheid of gewone griep voor mij vervelende consequenties heeft.
    Vandaag brengt de NOS me het bericht dat de overheid meer geld uittrekt voor onderzoek naar Long Covid. Toch een mooi cadeautje op deze mijlpaaldag.


  • Vroemen tussen de bloemen


    Er zijn mensen die klagen over een verregende zomer. Ik zie de zonnige kant, de planten in mijn tuin bloeien langer dan de afgelopen drie jaren tijdens hittegolven het geval was.
    Gisteren zat ik op mijn hurken bij de borders om her en der uitgebloeide bloemen af te knippen en de knoppen die er nog gloorden daardoor van extra energie te voorzien. Ineens hoorde ik een akelig geluid.
    ‘Vrrrrooooeeeem, vrrroooeeem.’ Heel even kreeg ik de neiging iets weg te meppen. Maar het ging hier niet om een stekend insect. Ik herkende het geluid uit mijn jeugd. Destijds hoorde ik het óók in de tuin!
    De eerste jaren van mijn leven groeide ik op in een plaats die redelijk in de buurt van Zandvoort lag. Het waren de eind zestiger jaren, de tijd waarin mijn ouders nog een kolenkachel stookten. Het hing een beetje van de windrichting af maar als we op zomerse weekeindmiddagen van de tuin genoten -mijn ouders met een boek, ik in de zandbak- kon het zijn dat er ineens het vrrooooeeem vroooeeem klonk en een vieze geur als een stortbui in de tuin neerdaalde. Dit alles kwam door de races op Het Circuit in Zandvoort. Niet zelden verkaste het hele gezin weer naar binnen.
    Tegenwoordig woon ik echter in de buurt van Nijmegen. Hoe kon ik raceauto’s horen?  Het bleek dat in een van de mij omringende tuinen, iemand via tv of mobieltje, de races uit Zandvoort dichtbij haalde.
    Mijn eigen mobieltje gaf een ander vroemgeluid, het was een push bericht want ‘onze Max’ had gewonnen.
    Ik gun ieder mens z’n hobby of beroep en feliciteer Max. Net zoals we in Nederland anno 2021 niet meer van de kolencentrales zijn, vraag ik me af of we, tot de raceauto’s elektrisch geleverd worden, niet beter tijdelijk kunnen stoppen met dat gevroem. Dit dan nog afgezien van de hordes mensen – ook al zijn er minder dan normaal toegestaan- die erop afkomen en in hun enthousiasme de anderhalve meter inkrimpen tot anderhalve millimeter. Klimaat en Corona, soms is er in Nederland sprake van struisvogelpolitiek. Geen regeren maar negeren, zoiets.


  • Welkom


    Het is rustig in het bos op een doordeweekse dag. Het zonlicht vindt zijn weg, piept tussen de takken en bladeren door. Ik ruik dennen en aarde, daar kan geen parfum tegenop. Terwijl ik op mijn hurken dennenappels raap en in een emmer doe, passeert er een jonge vrouw die een kinderwagen duwt, naast haar loopt een jongetje van hooguit drie jaar. Ik groet haar zoals ik iedereen groet. Ze houdt haar pas in.
    ‘Mag mijn zoontje iets vragen?’ Zoontje duikt meteen achter haar benen.
    ‘Natuurlijk!’ Verlegen komt hij weer tevoorschijn.
    ‘Ben jij een boswachter?’
    ‘Nee, ik ben geen boswachter maar ik ben wel dennenappels aan het rapen omdat ik daar een insectenhotel van wil maken waar allemaal kleine beestjes gezellig kunnen wonen.’ Even moeten deze woorden bezinken, dan klaart zijn gezicht op. Een insectenhotel vindt hij duidelijk nog veel leuker dan een echte boswachter. Dan kijkt naar zijn voeten.
    ‘Hier ligt er een!’ Met de schat holt hij naar de emmer en dat zal hij nog vele keren doen (telkens eentje tegelijk in de uitgestrekte hand) totdat ik hem hartelijk bedank voor alle hulp, constateer dat we nu genoeg hebben voor een heel groot hotel en zijn moeder vast graag weer verder wil wandelen. Het gezicht van het jongetje betrekt. De moeder die aandachtig luisterde toen ik uitlegde hoe ik het hotel wil maken, stelt voor om onder in de kinderwagen-bak ook nog wat dennenappels te verzamelen.
    Ik denk aan mijn eigen kindertijd. Altijd bezig met stokjes en blaadjes in ditzelfde bos. Mijn ouders hadden goeie ideeën omtrent wat je daarmee kon doen. Soms plakte ik ze thuis op een vel papier of maakte in een bak een mini-bos. Spelen kun je op zoveel manieren doen en blijven doen.
    De volgende dag ga ik met een rol fijn gaas aan de slag. Ik knip en buig, net zo lang tot ik een bak heb waarin ik de emmer leeg kiep.
    ‘Welkom insecten’, zeg ik hardop, maak nog net geen buiging. Jammer dat het jongetje niet kan zien hoe mooi dit onderdeel van het hotel is geworden.



  • Tadááá


    Ik heb het gedaan! Het voelt alsof ik weer terug ben in mijn normale leven! Nee, ik ging niet naar een festival. Ook zat ik nog niet op een terras. Voor het eerst in anderhalf jaar ben ik in de supermarkt geweest!
    Het feest begon al met de weg erheen. Niet op de fiets, dat kunnen mijn longen post covid nog niet behappen. Ik voelde me net mijn oma, met een boodschappenkarretje dat achter me aan hobbelde. Zij had er een met een Schots ruitje, de mijne is fel paars. Het geluk van deze dag zat hem ook in code groen die de hooikoortsradar aangaf. Niet dat ik hooikoorts héb maar mijn longen gaan sinds Corona nog harder branden als er pollen zijn. De longarts is er druk mee bezig, in september -na het pollenseizoen- start mijn immunotherapie die drie jaar zal duren. In de hoop dat dit het branden iets zal doen afnemen want pollen zijn niet de enige oorzaak.
    ‘Het is iets met de longvliezen, we denken aan kleine ontstekingen, niet zichtbaar op de scan maar we wéten dat er iets mee aan de hand is. En je bent beslist niet de enige’, zo heeft ze het me uitgelegd.
    De supermarkt bleek nog hetzelfde, al stonden sommige artikelen op een andere plaats. Het was er druk, toch waren een mevrouw en ik de enige met mondkapje. Iedereen reikte gezellig langs mekaar heen. Terwijl ik de melk pakte, verbaasde ik me erover dat het eigenlijk heel gewoon voelde. Alsof ik hier vorige week nog was. Hoe kan dat? Is het net als zwemmen, iets wat je niet verleert? Maar het is meer, het is iets wat je gemist hebt en als je het dan kunt doen verwacht je dat je uit je dak gaat, met een tadááá-gevoel maar als ik eerlijk ben, voelde het alledaags.
    De kassajuffrouw was er ook nog. ‘Ach Corona, pff, ik heb gewoon mijn leven geleefd en ik heb het niet gekregen.’ Maar ze was wel blij me te zien en ik haar.
    Met mijn aankopen aanvaardde ik de terugtocht, dezelfde als heen maar langs het Wijchens Meer lopen is beslist geen straf. De bomen weerspiegelden in het water. ‘Een plaatje’, zei ik tegen mezelf, parkeerde het karretje en nam een foto. Een groen plaatje om deze toch bijzondere dag, te markeren.


  • Zelf doen


    ‘Ik doe het je wel even voor.’ Ik stond al klaar met een emmer sop en toiletborstel in de hand.
    ‘Hoeft niet Mam.’ Mijn dochter schudde haar hoofd, rolde met haar ogen.
    Het leren schoonmaken van de wc behoort tot de grondbeginselen van mijn opvoeding, geen van onze kinderen mag het nest verlaten zonder deze kunst onder de knie te hebben. Zowel de jongens als de meisjes, uiteraard. Gelukkig bleek de onwil slechts op mijn opvoedmethode te slaan.
    ‘Hoeft niet mam, ik bekijk wel een filmpje op You Tube.’
    ‘Zijn daar filmpjes van dan?’ Ik voelde me een ouwe sufferd. Tegelijkertijd hoopte ik maar dat mijn dochter goed naar de instructies zou kijken en het zelf zou gaan doen.
    Als ze twee jaar zijn willen kinderen alles ‘selluf doen’ wat nogal eens tot strijd kan lijden. Als puber vergéten ze juist dat ze iets ook zelf kunnen, laten alles voor jou liggen. Adolescenten doen het dan wel daadwerkelijk zelf maar hanteren daarbij hun eigen hygiënische grenzen. Ook al kunnen ze een toilet schoonmaken, dit betekent niet dat ze dit in hun eigen studenten-nest ook doén. Die gedachte moet je als ouder maar doorspoelen. Laat die ergernisdrol gaan, klamp je vast aan de mantra: Ze weten hoe het moet, dan komt het uiteindelijk wel goed. Het zit ergens in dat koppie. Je stelt je voor hoe je kind op een dag in die toiletpot kijkt, ineens aan jóu denkt en weet wat er moet gebeuren!
    Dat loslaten lukt me aardig, behalve wanneer ik mijn dochter opzoek en na de urenlange autorit nodig moét. Dan is het wel even slikken om te bedenken dat dit haar leven is waarin zij de baas is. Ik wil niet zo’n moeder zijn die gaat zeuren of erger, de toiletborstel ter hand neemt en de studentenplee van haar kind poetst. Nee, ik focus me op mijn eigen toiletzaken.
    Onlangs constateerden mijn man en ik bij de wc in ons huis enige moeilijkheden, er stroomde niet genoeg water.
    ‘We moeten een loodgieter laten komen’, zuchtte mijn echtgenoot. In Coronatijd is dat niet prettig. Na enig googelen vond ik de oorzaak. Het zat hem in de ‘vlotter toilet membraan’, jazeker. We kochten online voor slechts negen Euro dit onderdeel, wat na een paar dagen in een enveloppe door onze brievenbus rolde. Vanaf dat moment waren we iets minder enthousiast over ons koopje. Want hoe kregen we dit dingetje op de juiste plaats in het toiletreservoir? Het was priegelig klein, met vreemde randjes en uitstulpingen. Ineens dacht ik aan onze dochter en wist wat er moest gebeuren. Aan de hand van een You Tube filmpje werd de klus geklaard.


  • Voorbeeld


    ‘Zien eten doet eten’, een uitspraak die je niet zoveel meer hoort. De strekking is duidelijk, als je iemand iets ziet doen dan denk je sneller ‘Hee, dat lijkt míj ook wel wat.’
    Ik geef een voorbeeld: Doventolk Irma Sluis. Na haar beroemde vertolking van ‘hamsteren’, was heel Holland aan de gebarentaal en de opleiding tot doventolk kreeg enorm veel aanmeldingen.
    Op een nieuwssite lees ik dat de opleidingen voor de zorg, dit jaar nog nét een mínimaal aantal jongeren hebben weten aan te trekken. Ook lees ik dat er volgend jaar een tekort is aan duízenden verpleegkundigen.
    De afgelopen corona-tijd zijn we overspoeld met beelden van verpleegkundigen. Telkens hadden vele jongeren kunnen denken: ‘Hee, dat is uitdagend en zinvol werk, dat is ook wel wat voor míj.’
    Zelf kwam ik daar op mijn 18e achter. Niet via de televisie of krant maar omdat ik veel in het ziekenhuis kwam waar mijn zieke vader lag. Dacht ik voorheen nog dat je in de verpleging niets anders deed dan bedden opmaken en bloemen in vazen zetten, zag ik ineens de verpleegkundige een infuus aanleggen, observeren, verzorgen en uitleg geven aan patiënten. Ik was om en solliciteerde voor een plaats als leerling-verpleegster (Je had toen nog inservice-opleidingen binnen het ziekenhuis).
    Er was toen, in tegenstelling tot nu, een overschot aan aanmeldingen voor deze opleiding. Er is iets grondig misgegaan met het imago van verpleegkundige. Verpleegkundigen worden tegenwoordig gezien als hardwerkende mensen in een onderbetaalde baan waarbij er over hen heen gewalst wordt door virusontkenners en feestgangers die hun uitlaatklep niet kunnen houden.
    Het aanvankelijke applaus verstilde, verpleegkundigen moesten de mei-vakantie doorwerken. Naast de uitputting kon alle ellende die zich op hun netvlies verschanst heeft, daardoor nog eens extra de kans krijgen om aan te koeken. Het is al voorspeld dat als straks de adrenalinepomp stil staat, de grote klap komt. Werknemers met een burn-out of die iets anders gaan doen. Laat het geen genadeklap worden, maar laat de overheid behalve het steunen van bedrijven ook de zorg eens goed gaan steunen. En dan bedoel ik niet bonus-eenmalig maar structureel én onder aanmoediging en overdonderend applaus van de rest van Nederland. Laat zien dat dit beroep gewaardeerd wordt, wie weet kunnen we dat tekort dan inkorten.

  • Goeiedag


    ‘Als alles weer normaal is.’ Dat hoor je mensen deze dagen zeggen, nu ‘de cijfers’ dalen. Zullen we over een jaar nog weten dat we met ‘de cijfers’ het aantal positieven van de dag bedoelen?  Zal de tweespalt tussen corona-ontkenners en vaccinatievoorstanders in de opgeklaarde aerosolenlucht oplossen?
    En hoe zullen we elkaar gaan begroeten?
    Is dat binnen de kortste keren weer smak-smak-smak 9of is dat voorbij? We zijn nu al zo’n tijd gewend dat kussen en elkaar handen geven uiterst onhygiënisch is, het zou toch mooi zijn als we de jaarlijkse gewone griep en verkoudheden ook eens kunnen verminderen. Maar wat dan? De elleboogstoot vind ik persoonlijk een beetje veel gedoe en het ziet er niet sierlijk uit.
    Ik moet denken aan mijn vader. Hij droeg altijd een hoed die hij ter begroeting, even oplichtte. Soms met een kleine hoofdknik erbij. Het was geen grote hoed, zoals je die in films wel ziet met zo’n brede rand en een lint erom en waarbij de drager een sigaar in de mondhoek houdt. Nee, een eenvoudige kleine hoed van vilt. In de zomer een luchtiger exemplaar waarvan hij als we in de bergen liepen, de rand nog wat omvouwde om er een Oostenrijkse ‘look’ aan te geven en waar ik dan graag een bloemetje in stak. Maar wie draagt er nog een hoed? Alleen een aantal dames op Prinsjesdag, of de vrouwen van een strenge kerk op zondag, misschien nog mensen die een bruiloft bijwonen maar verder?
    Tegenwoordig zijn petten in de mode. Zeker sinds de Netflix serie Peaky Blinders. Die specifieke petten worden ook wel backery boy cap of newspaper-cap genoemd en stammen uit de jaren twintig toen ze gedragen werden door mannen uit de arbeidersklasse. Tegenwoordig zijn ze er voor mannen én vrouwen. Dus allemaal aan de pet en die oplichten ter begroeting en als je geen pet wilt dan maar aan een denkbeeldige pet tikken?
    Hoe dan ook, de eindexamenkandidaten die na ruim een jaar onhandig onderwijs dapper op hun eindexamens zwoegden en donderdag de uitslag horen, daarvoor neem ik mijn petje af.

  • Gevaar loert overal


    Op deze grauwe lentedag waarbij de ene bui de andere afwisselt, onderga ik een onderzoek in het ziekenhuis. Ondertussen doet Man boodschappen in de buurt. Sneller dan gedacht sta ik weer bij de uitgang, waar een wachtruimte is. Bijna alle mogelijke (i.v.m. corona-afstand) stoelen zijn bezet en sowieso is het er druk. ‘Mij te veel aerosolen’, denk ik bij mezelf en besluit buiten te wachten onder een afdak. Over een paar dagen hoop ik mijn eerste vaccinatie  te krijgen en zoals Hugo de Jonge dan zegt ‘in het zicht van de haven’ wil ik niet nog even besmet raken.
    Ik houd mijn mondkapje voor want ik ben niet de enige die er staat. Af en aan worden mensen in rolstoelen geparkeerd en zegt hun begeleider: ‘Blijf hier wachten, ik rijd de auto voor.’ Ik bekijk het tafereel. Een vrouw laat na het in de auto hijsen van de patiënt, het door het ziekenhuis geleverde rolstoeltje op de stoep achter. Het begint net weer te regenen. Even overweeg ik, zal ík die stoel dan maar even terugbrengen naar binnen? Maar ik wil Man niet missen.
    Ik besluit vast naar de ‘kiss and ride’ plek te lopen.  Vanwege de regen, doe ik mijn capuchon op. Ingepakt met ooglapje, mondkapje en capuchon, beslaat mijn bril meteen. Ach, denk ik, het mondkapje kan nu wel af.
    Aan de overkant steekt een dame, jaar of zeventig, inge-regenpakt en wel, met de fiets aan de hand over. Haar tred is aarzelend, ze kijkt voortdurend om zich heen. Ik tuur of ik Man al zie aankomen.
    ‘Ik wil mijn fiets niet in de fietsenstalling zetten’, klinkt het opeens naast me. ‘De vorige keer is hij gestolen.’ De vrouw, grijs haar, beregende bril ondanks het pak en grote klep op capuchon en ik staren naar haar fiets die een e-bike blijkt te zijn. Ze gromt in de richting van de fietsenstalling. ‘Die wordt niet bewaakt, de gemeente wil er geen geld aan besteden.’ Ik knik afkeurend. De vrouw maakt aanstalten om toch maar naar de fietsenstalling te lopen. ‘Ik moet me laten tésten’, aerosoolt ze me toe.



  • Groot


    Of het nou om een werkstuk ging of een tekening, iéts dat uit een aantal velletjes bestond en naar school vervoerd diende te worden… ik werd teruggefloten.
    ‘Hohoho, zó gaat dat niet, daar moet een mapje om.’ Mijn vader -kantoor aan huis was in dit geval heel handig- haalde uit een van de archiefkasten een plastic mapje, groen, weliswaar doorzichtig maar je kon niet meer lezen wat erachter zat. Nog was het niet genoeg.
    ‘Hohoho waarom stop je het niet in je schooltas?’
    ‘Die zit vol.’ Mijn moeder liep al weg om een stevige linnen- of plastic tas te halen, hoe ik ook schokschouderde of sputterde dat ik geen tijd meer had. Het werd erin gestampt dat je papieren altijd goed opbergt in een mapje ‘Dan kan er niks mee gebeuren.’ (wind en regen werden genoemd) eindigend met ‘Later zul je me dankbaar zijn.’ Soms werd er nog wat zuur overheen gegoten ‘als je groot bent.’
    Ik zie de foto waarop mevrouw Ollogren, positief getest, wegsjeest naar haar auto, de losse papieren in de hand. Ze waaien niet weg, ze verregenen niet, nee er gebeurt iets ergers: ze zijn leesbaar. De gevolgen kennen we allemaal.
    Ook al ben ik goed opgevoed, er gaat toch nog wel eens iets mis. Zo maakte ik een keer een foto van mijn werktafel met daarop een léég computerbeeld (ik ben niet gek) maar met wel, naast de pennen en plakband, een vel papier met gekleurde vlakjes erop. Ik had de foto van grote afstand genomen, met als doel op sociale media te laten zien dat ik hard aan het werk was met een nieuw boek.
    Ik had het nog niet geplaatst of ik kreeg een reactie van Saskia, die ik toevallig ook in het leven buiten de sociale media ken. ‘Dus je boek gaat over een Gert die aan de drank raakt. Mooi thema.’
    ‘Wat?’ Hoe wist Saskia dat? Die vraag stelde ik haar snel per facebook-chat. ‘Nou gewoon, ik heb de foto even uitvergroot om dat schema te bekijken.’
    Oeps. Een mens is nooit te groot om te leren.






  • Schuitje


    ‘Denk erom dat…’ Multitasken is niet de sterkste kant van mijn internist-allergoloog, hij zit ondertussen de nieuwe medicatie te bekijken die de longarts vorige week voorschreef. ‘Oh dat zijn goeie ontstekingsremmers, ja, heel goed, en die nieuwe puffer ook, wist je dat ze daar in Engeland een onderzoek naar hebben gedaan en…?’ Midden in zijn zin houdt hij op. ‘Dénk erom dat je het niet nóg een keer krijgt!’ Ik knik. In de Facebookgroep ‘Coronapatiënten met langdurige klachten’, zijn al meerdere berichten verschenen van mensen die opnieuw besmet raakten. Sommigen fietsen er makkelijk doorheen, raken slechts achterop bij hun herstel van de vorige editie. Anderen belanden in het ziekenhuis. ‘Een verkoudheidje is voor jou al een ramp’, wrijft de internist- allergoloog nog even in.
    Sommige mensen zullen denken, tjee die Irene die overdrijft, ze wil nergens naar binnen, heeft handgel bij zich en meet ruím anderhalve meter afstand bij haar dagelijkse trainingswandeling.
    ‘Je houdt het goed vol, dat wandelen elke dag’, zegt de Cesartherapeute die mij leert ademen en mijn conditieopbouw begeleidt. ‘Maar denk erom, niet te veel doen hè? En telkens rusten na elke activiteit.’ Ja, denk ik, de dagen zijn te kort met al die rustpauzes, omdat ik bijvoorbeeld iets als douchen al als een activiteit ervaar en moet meetellen. Maar ook het schrijven – voor mij hetzelfde als ademen- is een activiteit.
    ‘Wát?’, appt een vriendin van me, ‘Je hebt nu een soort adhd?’
    ‘Nee, ík reageer niet hyperactief, maar mijn immúúnsysteem doet dat.’ De longarts legde het me uit.  
    ‘Je immuunsysteem is aangetast door Corona, daarom reageert het nu hyperactief, bijvoorbeeld op alles wat er in de lucht hangt maar ook op beweging.’
    Dit is in het ultrakort de stand van zaken. Op 21 maart 2020 werd ik ziek, op 21 maart 2021 ben ik blij met mijn nieuwe (zoveelste) medicatie en met wat ik wél kan.  Vanmorgen heb ik vroeg gewandeld, want dan zijn er minder boompollen in de lucht. Er hing nog een ochtendmist over de straten waar ik doorheen liep. Het was stil, overal stonden auto’s geparkeerd. Kinderen op school, ouders thuiswerkend achter de laptop aan de eettafel. Gisteravond keek iedereen naar de persconferentie, de maatregelen zijn weer verlengd. Ik denk aan de winkeliers, zzp-ers, studenten, kerkgangers op Urk, muzikanten, performers, en weet dat we allemaal in hetzelfde schuitje zitten. Het is ellendig maar we moeten nog even volhouden. Samen sterk.


  • Ik verzet me


    Sommige zinnen moet je altijd paraat hebben. Via je opvoeding belanden ze in je systeem, deze ingebakken kettingreactie.
    Je moeder: ‘En wat zeg je dan?’  
    Jij: ‘Dankuwel voor het rapportgeld Oma.’
    Altijd bedanken als je iets krijgt. Je neemt het mee naar de rest van je leven. Maar er zijn situaties waarin je iets krijgt wat je niet wilt en waarbij een simpel ‘Nee, dank je’, niet voldoende is.
    Je zit te typen achter je computerscherm maar bént in Oostenrijk. Juist op het moment dat je personage een voet verkeerd plaatst, stenen rondom hem beginnen te rollen en hij nog net een tak kan beetpakken maar bungelend boven de afgrond hangt…een doordringend lawaai dat je wel op moet nemen. Dat doe je terwijl je je afvraagt hoe en óf je personage gered gaat worden.
    ‘Een héle goeiemiddag!’ Je protesteert voorzichtig maar de ‘nee ik kom u niets verkopen, het gaat om een áánbieding’ wordt al ontrold en als je sputtert vraagt degene aan de andere kant van de lijn op verongelijkte toon waaróm je zo sputtert. Voor je het weet ben je een half uur verder.
    Ik ben wel eens een verkooppraatje terug begonnen.
    ‘Ook al hebt u al boeken in uw kast staan, het boek ‘Moe is Moe maar voldaan’ is een must en nu komt het meneer, ik kan het speciaal voor u en alléén vanmiddag, signeren.’
    Gelukkig las ik vandaag over een nieuwe wet en over de magische zin (ik beroep me op mijn recht van verzet) die je moet uitspreken waarna men je niet meer mág lastigvallen. Ik heb mijn opvoeding meteen herstart, met een spiekbriefje ter ondersteuning.
    ‘Ik beroep me op mijn recht van verzet’ hangt in dikke viltstiftletters (zodat ik het ook zonder leesbril snel kan oplepelen) naast de telefoon en zit aan mijn mobiel geplakt.


  • Zomer


    En toen waren de kaarten écht op. Ik haalde de laatste uit mijn laatje en die was te lelijk om te versturen. Ik dacht aan de boekhandel waar ik normaal gesproken vaak pakjes kaarten uitzoek…lockdown…en belde naar Dekker vd Vegt. Ik wilde daar in het kader van #steundeboekhandel sowieso een boek kopen.
    ‘Beetje rare vraag misschien maar zou ik bij jullie behalve een boek ook twee pakjes kaarten kunnen bestellen?’
    ‘Dat is geen enkel probleem hoor.’ De stem van de winkeldame klonk in ieder geval opgewekt. Ik hoorde voetstappen, liep in gedachten mee naar een van de vele kaartenstandaarden. We (ik aan haar oor) gingen voorbij die met de losse kaarten (ook mooi) naar die ene waar de pakjes dus in zitten. De winkeldame begon te omschrijven hoe het eerste pakje eruitzag, maar dat vond ik toch echt te veel moeite worden.
    ‘Doe maar iets waar je alle kanten mee uit kunt, verjaardag, sterktewens, succeswens enzovoorts. Iets waarvan je zelf denkt dat het geschikt is.’ Ik zag voor me hoe ze, steunend op een been met haar hand onder de kin, haar ogen langs de kaarten liet glijden. ‘Maar… het mag niet túttig zijn. En oh ja, liefs iets met een schilderij erop. En sorry hoor dat ik je zoveel last bezorg.’
    ‘Oh nee, ik vind het juist leuk om kaarten uit te zoeken, mag ik echt zelf kiezen? Effe kijken, eh dit zijn schilderijen maar tafereeltjes van de zomer dus dat is niet…’ Ik zag een strand voor me, zon, véél zon en blije mensen.
    ‘Nou, doe eigenlijk maar wel, we kunnen wel wat zomer gebruiken.’
    Vandaag kwam het pakketje binnen en ik kon het niet laten meteen maar wat kaarten te versturen. Het leuke van #steundeboekhandel is niet alleen het gesprek wat je hebt, het contáct maar zeker ook het gevoel dat je echt echt echt een hele goede reden hebt om weer een boek te kopen. Ik verheug me al op de volgende keer dat ik mijn steuntje ga bijdragen, er zijn nog zoveel boeken die ik moét hebben!



  • Creatief ondernemen

    In de nieuwsapp die ik volg, lees ik over kledingwinkeliers die klagen over modieuze voorraad waar ze nu mee blijven zitten en die ze volgend jaar weg moeten gooien. Ik vraag me af of iemand van de thuiswerkers en thuiszitters zich nu bezighoudt met móde. Oké, misschien dat de zoom-mensen zich bezighouden met bóven-mode. We kennen allemaal de grappige filmpjes van vergaderingen of lessen waarbij iemand die keurig in overhemd en colbertjasje zit, vervolgens opstaat om iets te pakken en in zijn joggingbroek of erger, onderbroek, voor aap staat.
    Als over een tijdje alles weer ‘normaal’ is, zouden we dan ineens de kleding van nu niet meer modieus vinden? Zou de voorraad van deze winterkleding niet gewoon doorschuiven naar volgende winter? Zouden we volgende winter echt iets totaal anders aan willen trekken dan nu? Ja, op die joggingbroek na misschien wel maar of dat dan een broek van deze winter is of een van vólgende winter? Maar hoe dan ook heb ik wel medelijden met de winkeliers en gun ik ze een enorm goeie verkoop.
    Tijdens het avondeten viel het me ineens op.
    ‘Er zit een gat in je elleboog’. Man tilde verwonderd zijn arm omhoog.
    ‘Wat nu?’ De winkels zitten dicht. Ik dacht aan de lokale kookwinkel waar ik via sociale media gelukkig de reinigingstabletten voor ons koffiezetapparaat kon bestellen. Via een lokale bezorgdienst gebracht. Gratis. Omdat ik me bezwaard voelde, kocht ik meteen nog wat extra.
    Nu zoek ik de stoffenwinkel op Facebook op. En wat blijkt? Er staan ontzettend leuke filmpjes van medewerkers die bijvoorbeeld een jurk showen. Vervolgens zijn er foto’s van kant en klare pakketten waar alles in zit: patroon, stof, boordstof, koordjes whatever met de totaalprijs erbij en de opmerking dat je het ook zonder patroon kunt kopen. Filmpjes van rollen stof ‘Kies maar uit, wij zorgen dat het bij u komt.’ Ik zie zoveel leuke truien, jurken en kinderkleding langskomen, je zou het allemaal wel willen maken. Het inspireert me om de naaimachine te pakken. Maar eerst die precies juiste kleur ellebooglappen met het nieuwe garen op de trui van Man naaien.


  • Tarzan


    Vanmorgen, tegen achten, liep ik naar de huisartsenpraktijk. De zon scheen, het was fris maar niet koud, het rook naar herfst. Ik besloot niet rechtstreeks maar via een omweg, langs de boerderij met de geitjes, te gaan.
    Vlak daarvoor passeerde ik een bouwkeet. Die had ik al vaker zien staan maar nooit beseft wie hij toebehoorde. Nu stond er een groepje mensen bij. Een ervan was duidelijk de ‘opzichter’ die de anderen ging vertellen wat ze moesten gaan doen.
    ‘Jij gaat schoffelen’ en ‘Jij gaat schoffelen’. Het waren op de opzichter na, mensen met het Syndroom van Down.
    Net toen ik langsliep, begon een jongeman te hoesten, deed dit vol overtuiging, zonder elleboog en in mijn richting. De opzichter was druk, had niets door. Ook ik haastte mij verder. Ja, dit is iets wat kan gebeuren, voor deze mensen zullen de regels extra moeilijk zijn al ken ik ook mensen met Down die bij een restaurant werken en daar schoner dan schoon zijn.
    Even later zie ik het pad naar de huisartsenpraktijk al opdoemen. Bij de voordeur is een tafeltje geplaatst met een zeeppompje en een groot papier laat weten dat je eerst je handen moet wassen, voordat je het gebouw betreedt. Voor me loopt een vrouw, jaar of veertig, haar blonden haren in een keurige staart. Ze niest. Dat is op zich geen probleem maar ze doet dit in haar hánd. Bij de voordeur slaat ze het pompje over.  De voordeur zit dicht dus ze moet met haar hand…
    Voor mijn neus slaat de deur dicht. Ik pomp mijn handen vol, open de deur met mijn elleboog en ben blij als ik zonder verdere kleerscheuren mijn huisarts bereik.
    Het leven is een jungle!




  • Anders dan anders


    In de krant las ik een tip over hoe je het beste thuisvakantie kunt houden: Doe dingen die je normaal gesproken niet doet.
    Nu houd ik al een paar jaar thuisvakanties en het meeste plezier beleef ik dan aan de wandelingen die ik maak. Ook al zijn het de wandelingen die ik normaal gesproken óók maak. Maar het landschap is elk moment tóch weer anders. De planten die bloeien, de bomen al dan niet met blad, blad al dan niet gekleurd. Verder natuurlijk de lucht boven dit alles. Soms loop ik met paraplu, soms met zonnebril, de wind stuwt me voort of ik ploeg ertegen. Zelfs de huizen die ik passeer staan er telkens anders bij.
    Vandaag zou de Vierdaagse normaal gesproken begonnen zijn. Door Corona gaat het niet door.
    Het is vandaag ook nog eens precies vier maanden geleden dat ik Corona kreeg en al herstellende kan ik nog niet zo lang lopen als ik zou willen. Maar toch doe ik deze thuis-vakantie ‘iets-anders-dan-anders’ en is het gecombineerd met ‘De Vierdaagse’.
    Vandaag is het de eerste dag van de Lees- Vierdaagse, georganiseerd door de 75 jarige Bibliotheek Wijchen. Ik doe mee met de langste afstand, 50 pagina’s per dag. Daarbij is vooral de vraag of mijn ogen dat volhouden maar anders zijn er altijd nog luisterboeken! Goedgemutst en met volle moed ben ik vanmorgen de Revolutionary Road (geschreven door Richard Yates) opgestapt. Ik was daar al eerder aan de wandel, vandaag las ik pagina 164-214
    Wat ik eerder bij thuisvakanties merkte is dat je geneigd bent om gewoon door te gaan. Want dan doen we in feite allemaal elke vakantie. Je eet een aantal maaltijden per dag, je doet de was, je leest een boek en je maakt de wc schoon. Ben je elders dan doe je die dingen elders. Ben je thuis, dan is het toch gewoon. Daarom ben ik blij met de Leesvierdaagse. Ik kan nu tegen mezelf zeggen ‘Het poetsen sla ik over, de lunch eet ik terwijl ik lees, want ik moet natuurlijk die vijftig pagina’s wel hálen!’


  • Laag bij de grond


    Het staat misschien een beetje raar, maar ik tuinier graag ‘laag bij de grond’. Heeft een simpele reden: anders zie ik het verschil tussen onkruid en plant niet.

    Natuurlijk ervaar ook ik Corona-stress en heb begrepen dat contact met moeder natuur daarbij verlichting brengt. Gisteren fietste ik met dat doel, door mijn woonplaats. Vlakbij het zwembad is een groot grasveld, met allerlei trimtoestellen en een skate-baan. Sinds kort staan aan de rand van dit terrein, vlakbij het fietspad, hele leuke houten palen, waar telkens een dier in uitgesneden is. Van een zo’n paal met een uil, stond een oudere man een foto te maken. Met beide handen hield hij zijn mobiel vast, richtte en… vanuit zijn tenen knalde daar een Hátsjieieieieeeeee over het fietspad waar ik net langsfietste.

    Vandaar dat ik vandaag besloot dat mijn buitenactiviteit maar beter uit tuinieren kon bestaan.
    Daar zat ik dan, achter de heg, op mijn hurken, trok, pulkte, harkte en knipte. Heerlijk die geur van omgewoelde aarde. Om me heen het opgewonden gekwetter van musjes in de heg van onze overburen. Ik word daar altijd zo blij van. Net zoals van de geluiden van spelende kinderen.
    En wat werd er naar hartenlust buiten gespeeld in de straat, veel meer dan anders. Zou dat komen doordat ze nu de hele dag laptop-onderwijs krijgen en daarna dat ding niet meer kunnen zien dus graag naar buiten willen? Of zouden hun ouders hen zo zat zijn dat ze af en toe roepen ‘hup allee, dr uit jullie’? Twee jongens, jaar of acht, hadden elkaar duidelijk gevonden in een fantasierijk spel met veel hollen maar ook steppen. Op een geven moment gaf het ene jongetje een kreet.
    ‘Oh, het is al laat, ik moet gaan, ik moet weer wérken!’ Werken, dacht ik? Hoort dit bij het spel? Maar het bleek om het thuis-school-schema te gaan, want hij vervolgde:
    ‘Als ik straks weer ‘Vrije Tijd’ heb dan vraag ik aan mijn moeder of ik met jou mag spelen, goed?’


  • Paniek in het paleis


    Het is altijd leuk om te zien hoe anderen wonen en werken. Ik ga dus het filmpje bekijken waarin koninklijke verslaggeefster Kysia Hekster, het resultaat van de renovatie van Paleis Huis ten Bosch, toont.
     Ik hoor, nog voor ik het filmpje aantik, de mensen al roepen: ‘Wat? 63 miljoen voor een verbouwing?’  Ik, op mijn beurt denk iets anders: ‘Het is een mooi oud paleis, dat moet je onderhouden, beveiligen en ga zo maar door.’ Kysia zegt het ook meteen, het hele bordes was niet veilig meer en moest vervangen worden. Ja, logisch, zoiets kost wel wat. En de 1239 stopcontacten daar kom je wel aan bij zo’n grote ruimte. Heb ik geen problemen mee, daar betaal ik graag belasting voor.
    Kysia toont ‘De DNA-ruimte’, die voorheen ‘De Groene Kamer’ heette. De wanden bestaan nu uit stenen in de kleur en het patroon van het dna van Willem Alexander en Maxima. Heel knap bedacht! Een groen behangetje met wellicht een bloemstructuur was ook aardig geweest. Had je meteen die naam niet hoeven veranderen, geeft ook geen verwarring bij het personeel. ‘Waar moet ik afstoffen?’ ‘Doe jij de Groene Kamer maar’.
     Helder.
    In het filmpje loopt Kysia een volgende kamer in en wijst naar het hoge plafond. Er hangt een schitterende lamp. Iets met bolletjes. Ja, erg mooi. Steeds verder zoomt de camera in. Die lamp heeft iets retro, zeventiger jaren, heb ik niet laatst bij Ikea iets dergelijks gezien? Kysia vertelt: ‘De pluisjes van paardebloemen zijn allemaal met de hand geplukt en vastgelijmd aan de led-verlichting.’ Ik staar naar de lamp. Zie voor me hoe iemand vloekend aan het plakken is geweest . Heb ik geen medelijden mee, dan had je zoiets maar niet moeten bedenken. Waar ik wel medelijden mee heb is met het personeel. ‘Zeg, ik heb net De DNA-Ruimte gedaan, stof jij de lamp in De Onmogelijke Kamer nog even af? De ladder staat in het Blauwe Berghok.’
    ‘Ik durf niet, ik ben bang dat de pluisjes knakken!’
    ‘Je bent ontslagen!’

    https://nos.nl/l/2291755



  • Etiquette


    Het al half zes als ik me eindelijk over de inhoud van mijn wagentje kan buigen en die op de band kan zetten.  
     ‘Waarom heb jij een ooglapje?’ Achter de kassa zit een jongeman die ik nog niet ken. Een scholier, zo schat ik hem in.
    Ik heb een standaard antwoord op deze vraag indien ongepast of uit nieuwsgierigheid door onbekenden gesteld.  
    ‘Dát is een heel lang verhaal waarmee ik jóu niet lastig zal vallen.’ Dit antwoord, zo weet ik uit ervaring, is meestal afdoende. Ik ga dus door met boodschappen op de band te zetten, de kar is al bijna leeg. Als ik zo thuis ben ga ik meteen koken, ik ben eigenlijk behoorlijk laat. Jongste zit in proefwerkweek dus ik heb een extra lekker toetje meegenomen.    
    Ik krijg zelf ook een toetje.  
     ‘Aha, je had zeker zin om piraat te spelen!’  
      ‘Dat is ook een manier om er tegenaan te kijken’, antwoord ik. Ondertussen zend ik een blik die hopelijk uitstraalt wat ik denk: Houd je waffel.  
     ‘Ik ben toch niet beledigend geweest?’  
      ‘Ik ben wel aardig wat gewend maar…’ Nu loop ik naar het gedeelte waar ik mijn boodschappen weer ván de band kan halen.    
     ‘En een héle goeie middag’, zegt de jongen. Op een toon alsof ik hem wel eens even eerder goeiedag had mogen zeggen. Daar waren we inderdaad nog niet aan toegekomen.
     Alleen heb ik op dit momentgeen enkele behoefte om ook nog maar iets tegen hem te zeggen. Tegelijkertijd weet ik ook niet wat ik zou moeten zeggen.  
    Op de fiets naar huis bedenk ik twee dingen. Dat ik vergeten ben toiletpapier te kopen en we juist aan de laatste rol waren. En dat ik niet zozeer boos ben op die onervaren jongen die nog veel moet leren over kassa-etiquette maar op mezelf, dat ik hem daar niet even op gewezen heb.

  • Donkere wolken

    'Wat doen we? Gaan we links of rechts lopen?’ Een man van een jaar of zeventig draait zijn hoofd naar me toe terwijl hij voorbij fietst, ik zie dat hij erachteraan denkt ‘Koekwaus!’  
     Als ik op mijn vierwielfiets over het fietspad cross, dan weten de mensen het wel. Die fiets gebruik ik omdat ik een slecht evenwicht heb. Maar vandaag had ik echt zin om te gaan lopen. Ondanks de donkere wolken die zich boven ons dorpje samenpakten. Net voor de bui uit en thuis, dat zou moeten lukken.    
    Ik was al op de terugweg, stak over naar het pad dat langs het meer gaat. Daarbij moest ik het fietspad over. Ik probeerde het zoveel mogelijk keurig links lopend te doen, maar omdat ik een slecht evenwicht heb, maakte ik even een zwieper. Ik was al bezig die te corrigeren toen dus die donkere wolk langsfietste. Tegen zijn rug mopper ik.  
     ‘Ik ga naar links. Wé doen helemaal niks.’ Terwijl ik langs het meer loop (wat is het mooi groen!) denk ik na. Vanuit die man zijn oogpunt gezien, begrijp ik het ook wel. Ik had eigenlijk best ‘Sorry meneer’, willen roepen maar daarvoor was het nu te laat. Als ik thuis de voordeur achter me sluit, barst de hemel open.

  • De overwinning


    Het is toch niet zó lang? Twee minuten stilte voor hen die hun leven voor onze vrijheid gaven? Blijkbaar vindt niet iedereen dat.
    Ook al wonen we er niet, we gaan elk jaar naar de Dodenherdenking die door de gemeente Heumen georganiseerd wordt. Waarom? Omdat we het monument (de parachutes) zo indrukwekkend vinden. Bedenk hoeveel parachutisten in dit weiland geland zijn, levend of dood. Maar ook omdat de organisatie van de herdenking elk jaar weer aandoenlijk is. Het hele gebeuren is klein en ingetogen. Onze kinderen zijn met de trompettist meegegroeid. Ze hebben al veel zelfgeplukte bloemen gelegd.
    Het ene jaar lopen we de stille tocht vanuit Nederasselt, het andere jaar is het vertrek vanuit Overasselt. Altijd eindigt de tocht bij het monument. We hebben de twee minuten stilte wel eens te laat gehouden omdat een toespraak uitliep. Geeft niks, de bedoeling, dat telt. Dit jaar was er een zacht wekkertje dat de burgemeester liet weten dat de beurt aan  ‘The last post’ was.Daarna bijna twee minuten stilte. Je hoorde alleen het klapperen van de vlag, het hinniken van de paardjes in de wei en het fluiten van een vogel. Totdat een boze stem in de verte hoorbaar werd, mopperend op de verkeersregelaar die de auto niet langs wilde laten.
    Toch was de overwinning aan de kant van de herdenkers. Dit jaar - ondanks het slechte weer- méér mensen dan andere jaren en waaronder veel kinderen.

  • Elk nadeel heeft…

    Vrijdagmiddag, bij het kleine treinstation wordt verbouwd. Ik ben ruim op tijd, tuur wat voor me uit naar de rails. Twee sporen evenwijdig aan elkaar, treinen kunnen ieder hun kant uit.    
       Een eindje verderop staat een man, veertiger, te praten met een leeftijdgenoot die op het perron aan de overkant staat. Beide mannen zijn iets te hip gekleed voor hun leeftijd. Die aan mijn kant van het perron heeft aan zijn voeten niet alleen glimmende schoenen maar ook  staan er een roze en een zilverkleurig rolkoffertje. Af en toe kijkt hij ongemakkelijk naar zijn handen, waaraan een jongetje van pakweg zeven en een meisje van een jaar of vijf hangen. Opeens laten ze los, hollen naar een stapel bakstenen. Hun vader praat gewoon door, ik kan niet anders dan meeluisteren.Zijn gesprekspartner aan de overkant staat wijdbeens, handen in de zakken als een echte man van de wereld. Ze praten over het werk, waar ze beiden veel van af menen te weten. Dan begint de man aan de overkant te grijzen.  
        ‘Ik zou maar eens omkijken’, roept hij. Hij knikt erbij in de richting van de bakstenen waar het meisje met bungelende staartjes aan een stalen draad trekt en haar broer bovenop een stapel bakstenen balanceert met een baksteen in zijn opgeheven hand.  
        ‘Wat?’ zegt de vader. Hij werpt een onzekere blik over zijn schouder. Onwennig, is een beter woord.  
        ‘Ze hangen de beest uit’, lacht de man aan de overkant. De vader draait zich naar zijn kinderen. Zijn blik ketst tegen hun achterhoofden. Zonder een woord te zeggen keert hij zich weer naar zijn gesprekspartner, met een nieuw onderwerp als afleidingsmanoeuvre.  
        ‘Morgen sta ik met ze op het voetbalveld. Jij zeker ook met de jouwe?’ Zijn mond blijft hangen in een halve lach. Het is een ‘wij samen, wij weten hoe zwaar onze situatie is.’- lach.  
        De man aan de overkant verbreedt zijn schouders. Opgewekt schalt het over de rails.  
    ‘Nee, ik ga het weekeinde op wintersport. Ja jongen, dát zijn de voordelen.’


  • Nieuwe namen


    Bijna elk weekeinde loop ik over de dijk, Man en Maas vergezellen mij.
    Vandaag was het natuurlijk extra genieten met het zachte weer. Dit keer geen last van gure wind, al waren er wel weer een aantal mensen die hun racefiets of motor tevoorschijn hadden gehaald en even langs ons raasden. Met die snelheid missen ze de glinstering van het water.
    Bij Balgoy gingen we de dijk af, het dorpje door dat er als altijd rustig en tevree bij leek te liggen. Maar schijn bedriegt. We passeerden een ontzettend grote witte party-tent, zo eentje waar je zeker vijftig man in kwijt kunt. Al van verre gonsde het, blijkbaar overdag al een feestje met geklop en gehamer begeleid. Toen we de tent, aan een kant open, passeerden, zagen we waartoe de feestvreugde en de arbeid diende. Een praalwagen-in-wording! We werden hartelijk met dubbele tongen begroet.
    ‘Halllloooo’.
    ‘Hallo!’ wuifden wij terug. Terwijl we verder liepen werd er daarbinnen nog luidruchtig nagepraat.
    ‘Wie woaren da?
    ‘Oh dat woare Jut en Jul.’

  • Irene doet per ongeluk aan PR


    Doordat ik die middag bij diverse behandelaars in de huisartsenpraktijk moet zijn, zit ik tussendoor telkens weer in de wachtkamer. Zoals altijd neem ik bij dergelijke gelegenheden een boek mee.  
       ‘Sorry dat ik zo uitliep’, zegt een van de behandelaars, een pittige vrouw met vrolijke bril die me komt halen. Ik zet mijn leesbril af, pak mijn spullen en loop achter haar aan.  
       ‘Geeft niet hoor, ik heb een goed boek. Of goed, eerder boeiend, indrukwekkend.’  
       ‘Oh?’    
       ‘Het is een oorlogsdagboek.’ Ik houd het omhoog.  
        ‘He jakkes.’ Ze trekt een gezicht.  We gaan ieder aan een kant van haar bureau zitten.  
       ‘Ik begrijp wat je bedoelt maar zo leest dit niet.’ Ik vertel haar over de Duitse-Jodin die dus vanuit twee kanten geminacht wordt, een vijfenveertigjarige vrouw die los van het hele oorlogsgebeuren en de onderduik worstelt met haar huwelijk en puberkinderen. Maar ook met haar leven. Ze schrijft graag maar vindt van zichzelf dat ze moet huishouden. Ik leg uit ik zelf ook puberkinderen heb, dus ook wat dat betreft met grote ogen lees en ook wel eens iets herken.  
        ‘In ieder geval begríjp ik haar’  
        ‘Heeft ze het overleefd?’  
       ‘Paula Bermann en haar man niet. Hun drie kinderen gelukkig wel.’ De vrouw kijkt van het omslag naar mij. Ik wijs op de binnenflap naar de foto.    
    ‘Het klinkt misschien gek dat ik het zeg maar Paula Bermann verdiént het gewoon dat haar boek gelezen wordt’, zeg ik. De vrouw tegenover mij knikt instemmend, pakt kordaat het memoblok en haar pen om de titel te noteren.  
    Deze ontspoorde wereld.
    Paula Bermann

  • Worre

     
    Iedereen is naar school, opleiding of werk en voordat ik aan mijn boek ga werken wil ik eerst huiskamer en keuken een beetje in ordentelijke staat herstellen. Je kunt namelijk wel zien dat het weekeinde is geweest.
       Na anderhalf uur (andermans) zooi opruimen, stofzuigen, dweilen, aanrecht soppen en hup die keukenkastjes ook even ‘meenemen’ is het hoog tijd om koffie te tanken…
    Jullie voelen het waarschijnlijk al aankomen, die koffie ‘da gaat ‘m nie worre’ (zoals ze in mijn woonplaats zeggen). Klopt!
       Ik haal de koffie onder het apparaat vandaan, wil mijn beker op het aanrecht zetten maar doordat ik geen diepte zie steek ik de beker dwars dóór het aanrecht. Nu zie ik nooit met diepte en gaat er vaak veel goed maar vandaag dus niet.
    Daar sta ik met een restant beker in de hand (het oor en nog een klein stukje) terwijl koffie via de muur op het aanrecht, langs de keukenkastjes naar beneden op de vloer druipt.
       Even vind ik mezelf wel heel zielig maar dan zie ik ook wel in dat ik eigenlijk iets heel bijzonders voor elkaar gekregen heb.
     

  • Sport en spel

     
    Mijn oudste zus had een blauwe step, mijn andere zus een rode. Af en toe gingen mijn zussen hun step oppoetsen. Ze kregen dan van mijn moeder een doekje en van mijn vader poetsspul wat eigenlijk voor de auto was. Voor de auto! Ze zetten hun step op de standaard, wreven dat het een lieve lust was en keken daarbij heel gewichtig.
      ‘Mag ik ook step-poetsen?’
      ‘Nee, want jij hebt geen step.’
    Ik was vier en had geen step. Nou, is dat niet helemaal waar, als peutertje had ik een plastic stepje met vier wieltjes. Op een dag besloten mijn ouders dat ik ‘uit het stepje gegroeid was’ en het ging naar Katrientje, een buurmeisje. Ik kon daar enigszins vrede mee hebben omdat Katrientje erg schattig was, maar echt van harte ging het niet. Ook al paste ik er niet meer op, het plastic stepje hing altijd aan een haak in de schuur en ik keek er af en toe naar, dacht dan aan lang vervlogen gelukkige tijden.
      Natuurlijk klaagde (lees: zeurde) ik regelmatig over het feit dat ik steploos was maar daar trapten mijn ouders niet in.
      ‘Je kunt op de step van je zussen’, en dat was ook zo, als zij er niet op stepten, kon ik op de rode of de blauwe. Eerst met de rug gebogen flink aanzetten en dan rechtop, zoevend over de stoep. Ik kan het zo weer oproepen, dat gevoel van vrijheid, de wijde wereld in kunnen. Vooral wanneer je van je moeder een heel blokje om mocht.
      Toen ik zelf kinderen kreeg, hadden ze allemaal een eigen step. En ik moet bekennen dat ik die step graag voor hen naar de schuur reed.
      Vanmorgen liet ik onze Logeerhond uit. Op een gegeven moment kwam er een tegenligger aan. Ik keek, keek nog eens goed. Het was een man, jaar of dertig, op een step! Mijn hart ging sneller kloppen. Het was een grote step, eentje voor volwassenen! De man stond statig rechtop, met een gezicht van ‘kijk mij eens gaan!’ Ik was jaloers, even, daarna moest ik grinniken. De man was in volledig sporttenue. Zijn rechter been liet hij stijf en statig, ritmisch langs zijn lijf zwaaien.
    Terwijl ik verder liep dacht ik na over hoe spel, sport wordt.
       

  • Zegje


    Ik heb me er nog niet over laten horen, over het #metoo en de beerput die hiermee opengetrokken is. Sinds ik dit voorjaar mocht ervaren hoe het is om viraal-uitgespuwd te worden (een anders soort #metoo dus) houd ik mijn mening wat meer voor mijzelf. Dat is ook waar ik me zorgen over maak als ik de berichten en onthullingen op sociale media lees. Wat doet dit met degene die schrijft over zijn of haar ervaringen, wat maakt het los en wat gaat er met dat bericht gebeuren? Ik zwengel heen en weer tussen ‘wat dapper dat hij/zij dit openbaart’ en ‘ojee’ en daartussenin denk ik nog vele gedachten over andermans ellende en over mijn eigen overschreden grenzen.
    Ondanks die zorgen ben ik blij dat het deksel van de beerput knalt. Ooit was er een tijd waarin ik dacht dat ik de enige was die zoiets overkwam maar therapie leerde me onder andere dat dit beslist niet zo is. Macht en manipulatie zijn aan de orde van de dag, óveral.
    De verhalen over narcistische persoonlijkheden die hun slachtoffer groomen en langzaam maar zeker inspinnen vaak onder het mom van ‘hulpvaardigheid’, zijn geen incidentele gebeurtenissen.
    Ergens voelde ik me geroepen om solidair met slachtoffers ook een #metoo te plaatsen. Maar het voelde niet goed. En als ik sinds bepaalde gebeurtenissen iéts geleerd heb dan is het wel ‘luister naar je eigen gevoel, je intuïtie heeft altijd gelijk ook al laat deze zich maar in een flitsje zien.’
    Ik ben niet de enige die zorgen heeft bij het lezen van alle berichten. Mannen/vrouwen gaan twijfelen over de door hen gegeven goedbedoelde schouderklop of aangeboden hulp.
    Laten we alsjeblieft niet doorschieten en vooral naar onze intuïtie blijven luisteren. Juist de echte hulp en vriendelijke aanrakingen van mannen hebben voor mij de afgelopen jaren helend gewerkt en mijn vertrouwen in ‘de man’ hersteld. Zo, ik heb mijn zegje gedaan.

  • Look

    ‘Nou, dat denk ik dus echt niet’, zegt de man die zijn boodschappen al afgerekend heeft wanneer ik bij de leukste kassière van het dorp aanschuif. Terwijl zij mijn broden pakt, discussieert hij met haar over wie er het meeste doen: mannen of vrouwen.
    De kassière, A. heet ze, weet het wel.
    ‘Vrouwen doen het meeste, dat was ook op tv.’ De man is het er niet mee eens en valt zijn soortgenoten bij. Ik vraag beleefd of ik bij de band mag, zodat ik de broden en groente alvast in mijn tassen kan doen. Hij gaat meteen achter mij staan.
    ‘Het is trouwens wetenschappelijk bewezen dat vrouwen het meeste doen’, kan ik niet nalaten over mijn schouder tegen hem te zeggen.
    ‘Dat is zo’, valt A. me bij,  ‘en ZIJ weet het’. 
    ‘Jaja, zegt de man, ik kén haar wel hoor!’  
    Mijn ergernis verdwijnt meteen. Wat vind ik dat nou leuk, hij kent ‘Moe is Moe maar voldaan’. Ik hoor het vaker hoor, vrouwen die vertellen dat ze op de bank hardop zitten te lachen om mijn boek en dat hun vriend of partner het uit hun handen trekt omdat deze ook wel eens even wil lachen en het vervolgens helemaal uitleest. Ik knik hem vriendelijk toe en ga door met mijn boodschappen in tassen te doen.
    ‘Ik kom straks trouwens even bij jou langs’, zegt de man. Nu schrik ik, dat is nou ook weer niet de bedoeling. De ontzetting is waarschijnlijk van mijn gezicht af te lezen.
    De man kijkt me ineens streng aan.
    ‘Ja, jij bent toch van de wasserette?’
    De hand van kassière A. blijft zweven. Ik stop met inladen en kijk A. aan. Ik zie haar denken: Ze schrijft én heeft een wasserette, dat wist ik helemaal niet. Ik grijns.
    ‘Nou ik doe wel heel véél was maar een wasserij is het bij ons thuis nou ook weer niet.’  
    A. giert het uit. De man gaat er snel van door.
    Wanneer ik even later mijn tassen in de bak van mijn fiets zet, staat hij weer naast me.
    'Sorry van die wasserij maar je lijkt zo op de vrouw die daar werkt. Jullie hebben dezelfde look.’
    Als ik naar huis fiets, zie ik het voor me hoe hij de vrouw waar hij zijn was heen bracht een standje geeft over de vlekken in het wasgoed. Wat voor kleur ooglapje zou zij hebben?
  • Vrijheid blijheid

    Op deze zaterdag kijk ik terug op de week, die er een was van tegenstellingen.
    Het begon met de aanslag op de homobar in Orlando, daarna werd een Frans politie-echtpaar doodgeschoten en toen nog de Britse veelbelovende parlementariër Jo Cox. 
    Moord is altijd vreselijk. Politieke moord, doden om iemands geaardheid, of geloof  dat maakt het allemaal nog erger. De daders willen mensen de mond snoeren, letterlijk.
    Ik houd van letters en de mogelijkheid je ermee uit te drukken. Ik denk aan de slachtoffers die vanwege de woorden die ze ooit uitspraken of schreven, neergeknald of gestoken zijn. Geen vrijheid van meningsuiting.
    Ik zie voor me hoe mensen, die vanwege het feit dat ze zich op de verkeerde tijd op de verkeerde plaats bevinden, toevallig de pineut zijn. Zij waren niet vrij om te gaan en te staan waar ze wilden, toen ze die avond de homobar betraden.
    Ook de top van het Belgische kabinet en hun familieleden, kunnen zich sinds een paar dagen niet meer zonder politiebewaking bewegen, vanwege terreurdreiging.
    In deze zelfde week hoorden we dat ons Kind geslaagd is. De vlag werd opgehangen, de rugzak eraan, er kwam taart en er waren vreugdetranen.
    Ik plaatste een foto van vlag en tas op sociale media, om mijn blijdschap te uiten. Blijheid voor mijn kind. Het regende likes.
    Een persoon mopperde en vroeg zich af of het nou werkelijk nodig was al die vlaggen in zijn tijdlijn.
    Een andere, notabene bejaarde dame, reageerde onder mijn foto:  
    ‘Gefeliciteerd, geslaagd zijn geeft zo’n heerlijk vrij gevoel.’ Ze verwoordde daarmee precies de gedachte die heel veel mensen (inclusief ikzelf) hebben, wanneer ze aan hun eigen slagen na het eindexamen terugdenken.
    Vrijheid blijheid.
    Juist deze week extra belangrijk om bij stil te staan.
  • Methode

    ‘Jij wilde toch zo graag een huisdier?’ zeg ik tegen Kind dat het eerst beneden was voor het ontbijt en me zojuist meedeelde (lees: meegilde) dat er een spin in de hal zit.
    Ik loop achter haar aan en slik. Oeps. Geen spinnetje maar een spin. Zo eentje waar ik vroeger mijn vader voor riep. Pappa haalde dan zijn zakdoek tevoorschijn, modelleerde deze tot een soort vangnet en húp daar holde de spin weg maar niet voor lang, uiteindelijk was spin gevangen in zijn hand. Huh!
    ‘Dood dood maak hem dóód’, gilde ik dan.
    ‘Welnee’, zei mijn vader terwijl hij de zakdoek én de spin voorzichtig in het kommetje van twee handen hield, maak de deur eens even open dan brengen we hem naar buiten. Het is zonde om een dier zomaar dood te maken, spinnen zijn hele núttige beestjes.’
    Nu sta ik in onze hal en staar naar boven. Net onder het plafond zit dus een joekel op de muur. Mijn vader kan ik niet meer roepen, die is allang dood.
    ‘We moeten hem vangen, hij moet naar buiten’, zeg ik. ‘Nee, roept Kind, hij moet dóód!’
    Shit, denk ik, waar is Man nu ik hem nodig heb? In het buitenland aan het werk, dus ook met een smoesje naar huis lokken gaat niet lukken.
    Even overweeg ik de spin gewoon te laten zitten… en een betoog te houden over het nut van deze dieren, dat ze mugjes en vliegjes opeten waar wij dan fijn geen last meer van hebben bladiebla. Toch doe ik dat nog even niet.
    De spin zit namelijk zo’n veertig centimeter boven onze kapstok. Het idee dat hij straks naar beneden wandelt en eens lekker in de kraag van een jas gaat zitten...Huh!
    Ondertussen zijn er meer Kinderen wakker en werpen een vluchtige blik op De Spin waarna ze ineens allemaal druk zijn met broodtrommels die gevuld moeten worden en dergelijke.
    Dan zeg ik het.
    ‘Ik zal hem weghalen.’
    Vanuit de keuken klinkt het viermondig: ‘Durf jij dat?’
    Ik besluit over te gaan tot mijn methode ‘Net - doen - alsof.’
    ‘Já hoor!’
    Dan wordt er geroepen: ‘Dat kan jij toch niet, het is te hoog en die spin is te snel.’
    Nou dat had ik zelf natuurlijk allang bedacht maar toch pak ik de ladder én een glas én een stuk papier.  Onder luid gegil van een van de kinderen, de enige die het kan aanzien, plaats ik het glas over de spin en schuif  het papier tussen muur en glas. ‘Dóód’ klinkt het onder mij. Terwijl ik de ladder zonder vallen afdaal zeg ik zo luchtig mogelijk (terwijl ik wel kan krijsen zo HUH vind ik het) ‘Doe jij de voordeur even open dan breng ik hem naar buiten. Spinnen zijn hele nuttige beestjes.’
  • Brein

    Eigenlijk zou ik wel eens even lekker door de tuin willen rauzen. Onkruid wieden, dooie takken weghalen, dat soort dingen. Maar nu ik nog herstellende ben (het gaat al beter, dank u) van de operatie is het niet verstandig om lichamelijk zo te keer te gaan.
    Maar dat heeft ook nog wel een voordeel. Er is geen reden om niet achter de computer te gaan zitten en te tieperdetiepen aan de roman. En dat doe ik dan ook. Op de dagen dat mijn brein het toelaat.
    Want die hersenstam van mij vindt bepaald niet alles goed en vooral als ik te veel heen en weer scrol of te veel lees, krijg ik op mijn lazer en word getrakteerd op een pijnlijke aanval. Dan kan ik niet in de tuin rondhopsen én niet aan mijn boek werken. Af en toe kan ik mijn hersenpan wel schieten, dan baal ik zo van dat falende geval.
    Maar ik neem die woorden nu terug.
    Mijn brein is eigenlijk heel erg oké!
    Gisteren was ik zo lekker aan de slag met mijn manuscript, dat ik na het avondeten dacht: ‘Ik ga nog éven door.’ Natuurlijk waren er onderbrekingen bijvoorbeeld om Kind gezellig in bed te stoppen, Man die vanuit Buitenland belde bij te praten maar daarna tieperdetiepte ik door terwijl de oudste drie nog een programma op de teevee keken. De één na de ander stak zijn of haar hoofd om de hoek en wenste me welterusten en ik besloot nog éven verder te gaan want de ruwe versie van het te herschrijven hoofdstuk was op drie pagina’s na af. Ik rook de stal als het ware en wilde dóór.
    Maar al doende kwam ik op een punt dat ik dacht: Er mist iets in dit hoofdstuk. Maar wat?
    Ineens concentreerde ik me niet meer zo goed, begon te fantaseren over het runnen van een boekwinkel (nee mijn roman gaat helemaal niet over een boekwinkel) en dacht alles eens lekker uit (wel een koffiehoek, géén kantoorartikelen erbij).
    Uiteindelijk sprak ik mezelf eens stevig toe ‘Nu niet meer afdwalen, focus Irene’ en in de nachtelijke stilte maakte ik de pagina’s af. Uiteindelijk ging ik slapen met de gedachte ‘er mist nog steeds iets’.
    Maar let op, nou komt het! 
    Toen de vogels in -de -tuin -met -onkruid mij ’s ochtends wakker zongen, wíst ik het.   
    Een van de personages moest nog ergens op reageren! Ongelooflijk, dat brein van mij had gewoon doorgewerkt.
    Mij hoor je niet meer klagen.
  • Hee hallo!

    Vanmiddag kwam ik de wachtkamer van de huisarts binnen, groette het handjevol mensen dat er zat en zocht een plaatsje uit. Meestal neem ik bij zulke gelegenheden een boek mee om de tijd te doden maar dat was ik dit keer vergeten. De Gelderlander was al in handen van de andere wachtenden en dus zat ik gewoon lekker wat te suffen, ook wel eens fijn. Het was er stil, het was er rustig en dus kon ik een beetje nadenken over wat we deze week zullen eten, de inrichting van de wachtkamer eens bekijken en concluderen dat de kinderhoek erg leuk is, een beetje met mijn voet wiebelen, dat soort dingen.
    Toen ik wat meer bij bewustzijn kwam ging mijn blik naar de klok (het duurde lang) en daarna naar de andere wachtenden. Hee, wat was dat, er was een nieuw persoon bij gekomen, een man die ook wat voor zich uitstaarde zonder iets te zien. Ik kende hem.  
    Dat was onmiskenbaar T.

    ‘Hee T., hallo!’, wilde ik zeggen maar kon nog net op tijd mijn mond dichtklappen. T. is een belangrijk personage uit mijn #romaninwording! T. bestaat niet echt maar hier zat hij. Ik had de neiging diezelfde mond weer open te laten hangen van verbazing. Ik moest uitkijken hem niet aan te gaan staren maar echt ik zweer het jullie, hij was het hélemaal

  • Zou

    Mijn mobiel laat weten dat er een beller is. Ik neem op zoals ik dat altijd doe. ‘Met Irene Wing Easton.’
    Beller: ‘Met Floortje!’
    Ik moet daar even over nadenken want ken wel een Noortje en een Floor maar geen FloorTJE. Vergeet ik iemand? Beter maar gewoon vragen.
    Ik: ‘Floortje ik weet eerlijk gezegd even niet wie jij bent.’
    Floortje: ‘Wie ben jij dan?’
    Ik: ‘Irene Wing Easton!’
    Floortje: ‘Oh.’
    Nu begint het me te dagen, ze wil natuurlijk een van de andere gezinsleden spreken en die hebben immers Mans achternaam.
    Ik: ‘Naar wie ben je op zoek Floortje?’
    Floortje: ‘Naar mijn moeder.’
    Ik: ‘Oh…dan heb je denk ik het verkeerde nummer getoetst.’
    Floortje: ‘Dat zóu kunnen.’
  • Vertrouwen

    Met een winkelwagen vol etenswaren kom ik bij mijn vierwiel-fiets aan. Ja het past allemaal weer nét in de bakken die voor en achter bevestigd zijn. Terwijl ik tassen inlaad, realiseer ik me wat er niet bij zit.
    Hardop ontglipt me een: ‘Oh nee hè, ben ik het IJS vergeten!’
    Vanaf het bankje naast mijn fiets klinkt een rauwe stem.
    ‘Ga maar even terug, ik let wel op je spullen.’ Wanneer ik opzij kijk zie ik een vrouw van een jaar of zestig zitten, die net een trekje van haar sigaret neemt.
    ‘Doe maar, ik zit hier nog wel even’, maant ze me. Ik wik en weeg, kun je een fiets met tassen, winkelwaarde vierenvijftig Eurietjes zomaar achterlaten bij een wildvreemde?
    De lippen van de vrouw zuigen zich in afwachting van mijn antwoord, nogmaals vacuüm rond de sigaret. Ik beoordeel haar blik en geef antwoord.
    ‘Oudste doet eindexamen, ik heb hem ijs als toetje beloofd.’ Samen kijken we haar rookwolkje na.
    ‘Wat je belooft, moet je waar maken’, zegt ze.
  • Market Garden herhaalt zich

    ‘Het rook net zoals vandaag. Het was ook zulk weer, overdag zonnig en een beetje vochtig, maar ’s nachts koud.’
    Ik knik, al kan mijn moeder dat niet zien omdat we elkaar aan de telefoon spreken. Elk jaar rond deze tijd vertelt ze me hetzelfde verhaal, al komen er elk jaar meer herinneringen bij.
    ‘We woonden in Oosterhout, dus precies tussen de gevechten. We zaten dagenlang in die schuilkelder. De buurjongens hadden hem gegraven, je moest er op handen en voeten in kruipen en dan met z’n twintigen dicht op elkaar zitten. Het was een goede plek daar aan de rand van de bongerd, bij ons had het niet gekund want onze boerderij stond langs de weg, dus veel te gevaarlijk.’
    Ik zie het huis met de rode dakpannen en de schuren voor me. Mijn moeder vertelt verder.
    ‘We hoorden de koeien loeien, ja die arme dieren wilden gemolken worden. We aten appels. Telkens als het geknal luider werd, riepen de buren: ‘Bidden, hárder bidden!’
    Op een gegeven moment kwam er zo’n geweer de schuilkelder in, op ons gericht. Het was een Duitser, totaal in paniek, die zijn manschappen kwijt was geraakt. We waren zo bang dat hij in zijn angst ons allemaal zou neerknallen en probeerden hem te sussen, gaven hem thee, lieten hem bij ons rusten. Later hebben we gehoord dat er een Duitser neergeschoten is, die alleen was.
    Toen het knallen minder werd zijn we gaan lopen. Kwamen we in de buurt van Nijmegen, dan zag het er niet best uit en gingen we toch maar weer terug, de andere kant uit. Daar werd ook flink geschoten dus maar weer terug richting Nijmegen.
    Er waren mensen die ons wenkten en binnen vroegen. Ze wilden graag weten wat we hadden beleefd, wat we hadden gezien (hoe het ervoor stond) en gaven ons havermoutpap. Toen ik aan die pap zat moest ik ineens zo huilen, zo vréselijk huilen.’
    Ik knik weer en mijn stem bibbert als ik zeg: ‘Ik vind het zo erg dat je dit moest meemaken.’

Alle blogs zijn te lezen op een tablet of een desktop, niet op een mobiel i.v.m. de laadtijd van de pagina.