De uitgang (De Gelderlander 25-1-1015)
‘Wist je dat de ingang ook de uitgang is?’, vraagt Kleinhond. We zitten in de wachtkamer van de dierenarts. Kleinhond heeft een scherp oog op de schuifdeuren gericht.
‘Ja’, antwoord ik maar ik wil het even over iets anders hebben. Ik lees hier net dat het niet zo goed gaat met het geestelijk welzijn van dierenartsen. Ook deze beroepsgroep werkt met minder plezier en meer stress als gevolg van agressieve en intimiderende klanten, dit heeft hun beroepsvereniging (KNMvD) naar buiten gebracht.’
‘Ik stel voor dat ze dan maar iets anders gaan doen en ik wil ook graag naar buiten’, brult Kleinhond licht grommend. Precies de reactie waar ik al bang voor was, wat dat betreft gedraagt deze hond zich als heel veel medelanders tegenwoordig doen. In mijn boekenkast staat nog het boek ‘Hoe hoort het eigenlijk’, van Amy Groskamp-Ten Have, (eerste druk 1939) in mijn jeugd een BN’er. Zij legt uit hoe je je behoort te gedragen als je het ergens niet mee eens bent: ‘Tact is de niet nader te omschrijven eigenschap, die weinigen in U opmerken als gij haar bezit en waar iedereen over struikelt als gij haar mist.’
Intussen is de deur naar de behandelkamer opengezwaaid en roept een vriendelijke stem ‘Kleinhond is aan de beurt!’ Deze zet zich nu af richting de uitgang maar gelukkig is de vloer van de praktijk glimmend geboend en kan ik hem aan de riem als een sleetje achter me aantrekken. Wanneer we een kwartier later echt naar huis mogen is Kleinhond ondanks het advies voorlopig niet achter ballen en stokken aan te rennen en een ontstekingsremmer te slikken, zo opgelucht dat hij wel iets lekkers van de dokter wil aannemen.
‘En wat zeg je dan?’ help ik hem even herinneren.
‘Dankuwel!’